Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over een landelijk cold cases team (ingezonden 7 juli 2020).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 augustus 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3625.

Vraag 1

Kent u het bericht «Roep om landelijk coldcaseteam voor oude moordzaken»?1 en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over dit onderwerp?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u per politie-eenheid aangeven uit hoeveel fte’s het cold caseteam momenteel bestaat en hoeveel cold cases er per eenheid zijn?

Antwoord 2

De verschillende cold case-teams kennen geen vaste omvang of samenstelling. Wel is bij de inrichting van de nationale politie afgesproken dat binnen de diensten regionale recherche zou worden voorzien in een basisvoorziening ten behoeve van de aanpak van cold cases. Daarom is binnen elke politie-eenheid een structurele voorziening ingericht onder de teams grootschalig optreden, waar ook de regievoering op de aanpak ligt. Zoals in het inrichtingsplan nationale politie uit 2012 is aangegeven, staat de cold case-voorziening onder leiding van een operationeel expert. Afhankelijk van de noodzaak kunnen meerdere functionarissen binnen het team worden ingezet ten behoeve van de cold cases. Hetzelfde geldt voor ondersteuning vanuit de forensische opsporing ten behoeve van cold cases, of andere specialistische capaciteit. In enkele eenheden is besloten tot een meer permanente uitbreiding van de basisvoorziening met bijzondere expertises. In totaal zijn er circa 1700 cold cases in Nederland. Een verdere uitsplitsing per eenheid is niet mogelijk.

Daarnaast heb ik u per brief van 24 februari jl. bericht dat het OM en de politie hebben geconstateerd dat de huidige criteria voor cold cases te veel ruimte laten voor interpretatie en dat ze dit jaar gaan onderzoeken of en hoe deze selectiecriteria aangepast kunnen worden3. Dit betekent dat in de toekomst het aantal zaken dat is aangemerkt als cold case zou kunnen veranderen.

Vraag 3

Waarom verschilt het aantal cold case-rechercheurs dat beschikbaar is nog steeds en waarom worden er per regio afwegingen gemaakt of een zaak kansrijk is?

Antwoord 3

In het inrichtingsplan van de politie is bepaald dat elke eenheid een structurele cold case voorziening heeft die de regie moet voeren over de cold cases van de eenheid. In sommige eenheden voeren de cold case teams onderzoeken naar cold cases zelf uit; terwijl in andere eenheden reguliere teams dit doen na voordracht door het cold case-team. Zoals ik u eerder heb bericht, behoort het uitvoeren van opsporingsonderzoeken naar ernstige delicten als moord, doodslag en verkrachting tot de kernactiviteiten van elke politie-eenheid, ongeacht of deze delicten zijn aan te merken als cold case of niet.

Vraag 4

Is het waar dat media-aandacht van invloed kan zijn of een oude zaak opnieuw wordt opgepakt? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, hoe kunt u garanderen data media-aandacht niet van invloed is?

Antwoord 4

Media-aandacht ontstaat doorgaans voor maatschappelijk relevante thema’s of gebeurtenissen, en heeft daarmee in zijn algemeenheid invloed op de zaken die door de gezagdragers worden geprioriteerd en door politie worden opgepakt. Voor de aanpak van cold cases is media-aandacht als zodanig geen afweging in het openen van zaken, het is veelal de inzet van nieuwe technieken en informatie van mensen die zich bij politie melden wat aanleiding geeft (een deel van) een onderzoek op te pakken. Bij zaken die de rechtsorde schokken genereert dit meer media-aandacht, wat vaak ook de belangen van de opsporing dient.

Vraag 5

Deelt u de mening dat de aanpak van cold cases niet per regio zou mogen verschillen? Zo ja, hoe gaat u zorgen dat er een gespecialiseerd landelijk cold case team komt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Zie mijn antwoord op vraag 3.


X Noot
2

Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de capaciteit ten behoeve van het oplossen van cold cases (ingezonden 24 september 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 13 november 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 331

X Noot
3

Kamerstuk 29 628, nr. 939.

Naar boven