Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de actuele voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen (ingezonden 17 juli 2020).

Mededeling van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 3 augustus 2020).

Vraag 1

Welke uitgangspunten gebruikt het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) bij het bepalen van de benodigde voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen?1

Vraag 2

Heeft u een rol in het bepalen van de benodigde voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, welke rol precies?

Vraag 3

Kunt u – in aanvulling op de toezegging kort voor het zomerreces om de Kamer een actualisering te sturen – op basis van de huidige gegevens aangeven voor hoelang er op dit moment een voorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar is? Kunt u dit uitsplitsen naar de verschillende typen middelen?

Vraag 4

Is de huidige voorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen voldoende voor een eventuele tweede uitbraak van COVID-19? Zo nee, welke aanvullende maatregelen zijn hiervoor nodig?

Vraag 5

In hoeverre spelen de richtlijnen van het RIVM een rol in het bepalen van de benodigde voorraden aan persoonlijke beschermingsmiddelen? Indien deze richtlijnen een grote rol spelen, hoe wordt voorkomen dat deze richtlijnen bij een eventuele tweede uitbraak van COVID-19 bepalen in hoeverre zorgprofessionals voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen tot hun beschikking hebben?

Vraag 6

Zijn de huidige voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen voldoende als we de uitgangspunten van het RIVM volgen en zorgprofessionals zelf laten inschatten of zij persoonlijke beschermingsmiddelen nodig hebben en op basis daarvan beredeneerd af kunnen wijken van de uitgangspunten als de specifieke situatie daarom vraagt? Kunt u uw antwoord toelichten?2

Vraag 7

Welke effecten op de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen heeft het nieuwe uitgangspunt «dat zorgprofessionals zelf kunnen inschatten of zij persoonlijke beschermingsmiddelen nodig hebben en op basis daarvan beredeneerd af kunnen wijken van de uitgangspunten als de specifieke situatie daarom vraagt» precies gehad?

Vraag 8

Zijn de huidige voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen voldoende als de huidige richtlijnen van het RIVM worden losgelaten en uitgegaan wordt van een maximale preventieve inzet van persoonlijke beschermingsmiddelen in de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 9

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de productie in eigen land van persoonlijke beschermingsmiddelen? Welk percentage van de benodigde beschermingsmiddelen kan bij een opleving van het virus in eigen land geproduceerd worden?

Vraag 10

Kunt u in detail uiteen zetten hoeveel persoonlijke beschermingsmiddelen in eigen land gemaakt worden? Hoe verhoudt zich dat tot de vraag naar beschermingsmiddelen bij een eventuele opleving van het virus?

Vraag 11

Zijn inmiddels meer bedrijven ingeschakeld om in eigen land persoonlijke beschermingsmiddelen te maken? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden zijn er om de productie in eigen land in geval van nood snel op te schalen?

Vraag 12

Voor welke termijn blijven deze initiatieven persoonlijke beschermingsmiddelen produceren? Zijn hierover afspraken gemaakt? Gelden er afnamegaranties zodat binnenlandse producenten voor langere termijn kunnen produceren zonder in financiële problemen te komen?

Mededeling

De vragen van het Kamerlid Hijink (SP) over de actuele voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen (2020Z14137) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.

De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt.

Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.

Naar boven