Vragen van het lid Van Haga (Van Haga) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de uitvoering van de aangenomen motie inzake geen coronaboetes voor studenten in hun eigen studentenhuis (ingezonden 11 mei 2020).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 juni 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2983.

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de aangenomen motie Van Haga/Hiddema inzake geen coronaboetes voor studenten in hun eigen studentenhuis (Kamerstuk 25 295, nr. 344)?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u aangeven op welke wijze en binnen welke termijn u uitvoering zult gaan geven aan deze motie?

Antwoord 2

Zoals aangegeven bij de beantwoording heden van de vragen van de leden Den Boer, Paternotte en Van Eijs geldt het verbod van groepsvorming alleen in de publieke ruimte. In artikel 2.2, eerste lid, van de op 8 mei 2020 door de voorzitters van de veiligheidsregio’s opgestelde modelnoodverordening staat nu expliciet dat het groepsvormingsverbod geldt voor de publieke ruimte. Bovendien is hier bij de instructie voor de handhaving nogmaals op gewezen. Hiermee heb ik uitvoering gegeven aan de motie.

Vraag 3

Kunt u aangeven of de reeds opgelegde boetes op grond van de aangenomen motie zullen worden teruggedraaid, aangezien de consequenties van deze boetes voor de studenten erg groot zijn?

Antwoord 3

Als men van mening is dat ten onrechte een boete is opgelegd voor groepsvorming buiten de publieke ruimte, dan kan de betrokkene tegen de opgelegde OM-strafbeschikking in verzet gaan bij de rechter. De rechter beoordeelt de zaak dan opnieuw en toetst of de strafbeschikking terecht is uitgevaardigd.

Vraag 4 en 5

Vindt u niet dat de definitie van een «gezamenlijk huishouden» op landelijk niveau zou moeten worden geregeld?

Vindt u niet dat de definitie van een «gezamenlijk huishouden» zodanig moet worden gewijzigd dat wordt voorkomen dat er sprake is van discriminerend onderscheid tussen verschillende woonvormen?

Antwoorden 4 en 5

Zoals aangegeven in de brief van 1 mei 20201 is het kabinet momenteel bezig om via nieuwe, aanvullende wetgeving maatregelen vorm te geven om COVID-19 te blijven bestrijden. Bij de totstandkoming van deze wetgeving zullen dergelijke definities en andere regelelementen opnieuw vorm worden gegeven. Bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel wissel ik hierover graag met u van gedachten.


X Noot
1

Kamerstuk 35 300 VI, nr. 124.

Naar boven