Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 3105 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 3105 |
Bent u bekend met het bericht «Tal van reformatorische scholen hanteren afwijzende verklaringen over LHBTI’s»?1
Wat vindt u ervan dat één op de vijf reformatorische scholen de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht moreel onacceptabel vindt en dat ook aangeeft in hun schoolprofielen met teksten als «erkenning van het huwelijk tussen man en vrouw als enige door God ingestelde samenlevingsvorm en grondslag voor het gezin» en «het huwelijk van man en vrouw is op grond van de Bijbel de enige geoorloofde samenlevingsvorm. Ongehuwd samenwonen en een homoseksuele levenswijze worden als zijnde in strijd met Gods Woord afgewezen»?2
Artikel 23 van de Grondwet biedt scholen voor bijzonder onderwijs de ruimte om vanuit de overtuiging en opvatting van de eigen levensbeschouwing het onderwijs in te richten. Wij hechten eraan te benadrukken dat bij de vrijheid van onderwijs ook verantwoordelijkheid hoort. Een eenzijdig beroep op de vrijheid van onderwijs, zonder de rechten en vrijheden van individuele leerlingen te respecteren, volstaat niet. Met andere woorden: de ruimte die artikel 23 van de Grondwet biedt, wordt begrensd door andere grondrechten. Dat vraagt van scholen om, binnen de vrijheid die hen grondwettelijk toekomt, verantwoordelijkheid te nemen voor een schoolklimaat waarin jongeren kunnen uitkomen voor hun seksuele oriëntatie en waarin onderling respect centraal staat, en waarbij er wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen rondom burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen. Daarbij hoort respect voor de Nederlandse wetgeving, bijvoorbeeld als het gaat om LHBTI-rechten.
Ieder kind moet kunnen rekenen op een veilig schoolklimaat. Daar dient een school voor te zorgen. Scholen worden beoordeeld op hoe zij invulling geven aan de wettelijke verplichtingen rondom burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen, waaronder die met betrekking tot seksualiteit en seksuele diversiteit. Deze wettelijke bepalingen zijn het kader waarbinnen de uitingen van een school worden beoordeeld. Het is aan de inspectie om vast te stellen of een school aan deze bepalingen voldoet. Daarnaast merken wij op dat scholen jaarlijks verplicht zijn de veiligheidsbeleving van leerlingen te monitoren. De resultaten van deze monitoring worden meegenomen in het inspectietoezicht. Indien deze monitoring uitwijst dat leerlingen zich onveilig voelen op school, zal de inspectie de school daarop aanspreken.
Bent u bekend met wat er gebeurt met LHBTI-leerlingen als zij eenzijdig voorlichting krijgen over normen met betrekking tot hun seksuele identiteit en geaardheid?
Het is voor alle leerlingen belangrijk om voorlichting te krijgen over seksuele ontwikkeling, seksualiteit en relaties, seksuele weerbaarheid én over seksuele diversiteit. Daarom is in de huidige kerndoelen opgenomen dat leerlingen respectvol leren omgaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. Het geven van eenzijdige voorlichting past daar niet bij. Zie verder het antwoord op vraag 2 en 3.
Deelt u de analyse dat de vrijheid van onderwijs hier botst met het verbod op discriminatie?
Het ontstaan van spanningen tussen verschillende grondrechten is tot op zekere hoogte inherent aan de aard van die grondrechten en aan het samenleven in een pluriforme, democratische samenleving. Uit de volgorde, formulering of ouderdom van de grondrechten is namelijk geen onderlinge rangorde af te leiden. Het verschijnsel van botsende grondrechten doet zich bij uitstek voor tussen het discriminatieverbod enerzijds en de vrijheidsrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs anderzijds. Het discriminatieverbod stelt grenzen aan de gegarandeerde vrijheden of, andersom gesteld, de vrijheden bepalen mede de reikwijdte van het discriminatieverbod. Deze wederzijdse begrenzing zal ook expliciet uitgangspunt dienen te zijn van het onderwijs, immers geen enkel grondrecht is absoluut.
De in artikel 23 van de Grondwet verankerde vrijheid van onderwijs moet dus worden gezien in de context van de constitutionele orde als geheel: wie zich beroept op een grondwettelijke vrijheid erkent daarmee ook de rechten en vrijheden van een ander.
Bent u het ermee eens dat deze scholen met deze schoolprofielen in feite LHBTI-leerlingen uitsluiten van toegang? Wat gaat u daaraan doen?
Een school mag nooit een LHBTI-leerling weigeren om het feit dat het een LHBTI-leerling betreft. Wel mogen scholen in een algemene identiteitsverklaring hun principes uitdragen, onder andere op het gebied van relaties en samenleven. Scholen mogen ouders en leerlingen vragen deze grondslag te onderschrijven.
Wij kunnen ons voorstellen dat deze identiteitsverklaring voor betrokken LHBTI-leerlingen kwetsend en confronterend kan zijn. De gedachte achter de vrijheid van onderwijs is dat ouders een school kunnen kiezen met dezelfde godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen. Andersom kan een school daarom vragen dat ouders de grondslag van de school onderschrijven. Dat mag echter nooit betekenen dat het schoolklimaat sociaal onveilig is of dat leerlingen op grond van seksuele oriëntatie worden geweigerd.
Wat vindt u van het voorstel van het COC om de kerndoelen in het onderwijs verder aan te scherpen en te verduidelijken, zodat ook LHBTI-leerlingen zich op reformatorische scholen veilig kunnen voelen?
Op dit moment loopt er een curriculumherziening waarmee de kerndoelen herzien worden. Daaronder vallen ook de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit. Hierover zijn ook afspraken gemaakt in het regeerakkoord. Daarnaast ligt het wetsvoorstel verduidelijking burgerschapsopdracht op dit moment in uw Kamer. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Wat is er sinds het protest van het COC 10 jaar geleden gebeurd met de identiteitsverklaringen die reformatorische scholen hanteren?
Dat protest richtte zich op het onderwijspersoneel. Per 1 juli 2015 is de zogenaamde enkele-feit constructie uit de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) verdwenen. Sinds die wetswijziging mogen scholen alleen onderscheid maken op godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid. Een bijzondere school mag van haar leraren eisen dat hij of zij de richting van de school onderschrijft. Artikel 5, eerste en tweede lid, van de Awgb is in dit kader relevant. Een bijzondere school mag onderscheid maken «op grond van godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid, voor zover deze kenmerken vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgeoefend een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling.» Dit onderscheid mag echter nooit leiden tot onderscheid op andere gronden uit de Awgb, zoals hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.
Scholen worden beoordeeld of zij voldoen aan de wettelijke verplichtingen voor burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen, waaronder die met betrekking tot seksualiteit en seksuele diversiteit. Zij mogen daarbij niet in strijd handelen met de wettelijke grenzen die we kennen binnen onze democratische rechtsstaat. Het is aan de inspectie om vast te stellen of een school aan de eerder genoemde bepalingen voldoet.
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van den Hul (PvdA) en Jasper van Dijk (SP), ingezonden 6 februari 2020 (vraagnummer 2020Z02267).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3105.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.