Vragen van de leden Sjoerdsma en Belhaj (beiden D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de EU Battlegroup (ingezonden 20 februari 2020).

Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Defensie (ontvangen 17 maart 2020).

Vraag 1

Klopt het dat Nederland in de tweede helft van 2020 samen met Duitsland de kern van de EU Battlegroup levert? Klopt het ook dat EU Battlegroups sinds de oprichting in 2007 nog nooit in actie zijn gekomen?

Antwoord 1

Duitsland is framework nation van de EU Battlegroup (EUBG) in de tweede helft van 2020. Nederland levert met twee compagnieën van de luchtmobiele brigade, aangevuld met Apache en Chinook helikopters, alsook een C-130 transportvliegtuig, een significante bijdrage aan deze EUBG. Daarnaast dragen Oostenrijk, Tsjechië, Finland, Kroatië, Ierland, Letland en Zweden bij aan deze EUBG.

Antwoord tweede vraag.

Ja.

Vraag 2

Welke redenen zijn er dat de EU Battlegroups tot op heden nog niet zijn ingezet?

Antwoord 2

Inzet van een EU Battlegroups vereist unanimiteit binnen de Raad van de EU. De politieke wil van de lidstaten om de EU Battlegroups in te zetten is derhalve cruciaal. Daarbij geldt dat de inzet in lijn dient te zijn met het concept van de EUBG. De EU Battlegroup is een snelle reactiemacht die 30 tot 120 dagen inzetbaar is. Het gaat dan ook niet om structurele en langdurige inzet. Volgens het kabinet moet dat ook zo blijven. Daarnaast spelen operationele overwegingen een rol: de samenstelling en uitrusting van de EUBG – die elke zes maanden wijzigt – moet geschikt zijn voor de voorgenomen inzet. Ook financiële afwegingen (de kosten voor inzet zijn grotendeels voor rekening van de landen die op dat moment de EUBG vullen) kunnen de inzet van de EUBG bemoeilijken.

Vraag 3

Bent u van mening dat er sinds de instelling van deze eenheden in 2007 internationaal wel situaties zijn geweest waar deze EU Battlegroups ingezet hadden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Sinds de oprichting is de inzet van de EUBG in verschillende situaties mogelijk geweest. De feitelijke vaststelling is echter dat de EUBG tot dusver niet is ingezet.

In haar advies nr. 96 van 2 oktober 2015 (Kamerstuk 29 521, nr. 301), oordeelde de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) dat er zich in het verleden diverse malen situaties voorgedaan hebben waarbij de EU Battlegroups ingezet hadden kunnen worden. De AIV verwijst onder meer naar Congo in 2006 en in 2008, Tsjaad in 2008, Libië in 2011 en de Centraal Afrikaanse Republiek in 2013. Uiteindelijk kwam het in geen van deze situaties tot de inzet van een EUBG, om diverse redenen. De AIV haalt onder meer obstakels in de besluitvorming, de financiering, verschillen in strategische cultuur en politieke bezwaren aan. Het kabinet heeft deze vaststellingen in haar reactie (Kamerstuk 29 521, nr. 310) op dit advies grotendeels onderschreven, en benadrukt dat de politieke wil van de lidstaten om de EU Battlegroups in te zetten cruciaal is.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het wenselijk is dat deze EU Battlegroups ook daadwerkelijk ingezet worden bij situaties waarvoor zij bedoeld zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ja. Nederland zou geen significante aantallen personeel en materieel voor een half jaar gereed stellen als daadwerkelijke inzet geen reële optie zou zijn.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het de voorkeur geniet om een EU Battlegroup in te zetten boven het inzetten van een missie die niet gedragen wordt door de gehele EU maar door een deel van de lidstaten? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5

De voorkeur voor militaire inzet namens alle EU lidstaten gezamenlijk, zoals via de EU Battlegroups, of in een kleiner coalitieverband hangt af van de situatie. Nederland hecht in het algemeen veel waarde aan het nastreven van brede coalities en groot internationaal draagvlak. Het kan echter ook voorkomen dat gezamenlijke besluitvorming en brede betrokkenheid vertragend werkt.

Vraag 6

Herinnert u zich uw opvatting dat de EU Battlegroup een goed concept is?1 En herinnert u zich uw uitspraken dat u over de Battlegroups de gedachte deelt dat «de EU ook als EU deelneemt aan een VN-missie eigenlijk een logische» is, dat u «bereid [bent] om dit serieus te verkennen», en dat u hierop terug zou komen?2

Antwoord 6

Ja. Ik deed deze toezegging tijdens het AO over de Nederlandse bijdrage ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio van 18 december 2019. Ik beloofde de Kamer hierover voor de zomer 2020 te informeren. Ik zal deze toezegging gestand doen.

Vraag 7

Wat hebt u tot nu toe gedaan om uitvoering te geven aan deze uitspraak en deze verkenningen?

Antwoord 7

Ik heb onmiddellijk na het AO van 18 december 2019 opdracht gegeven een actieplan op te stellen. Er zijn reeds verschillende verkennende bilaterale contacten gelegd op hoog ambtelijk niveau met EDEO en Duitsland. De Nederlandse ambassadeur bij het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) van de EU heeft de eventuele inzet van de EUBG aan de orde gesteld in een debat over EU-VN samenwerking. Op 17 februari 2020 heb ikzelf in de Raad Buitenlandse Zaken van de EU geopperd om de inzet van de EUBG in de Sahel-regio te onderzoeken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2118).

Vraag 8

Heeft u bij de VN geïnventariseerd welke VN-missies mogelijk behoefte zouden kunnen hebben aan de inzet van EU Battlegroups in de tweede helft van 2020? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was daarop de reactie?

Antwoord 8

Nee. Hierover moet eerst binnen de EU consensus worden gevonden. Mogelijk vereist de inzet van de EU Battlegroup in de context van een VN-missie een aanpassing van het concept.

Vraag 9

Bij welke van de EU-collega’s, waar Nederland samen onderdeel uitmaakt van de EU Battlegroup voor de tweede helft van 2020, hebt u al geïnventariseerd of er draagvlak is voor het inzetten van deze EU Battlegroup?

Antwoord 9

Ik heb de vraag in de voltallige vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari opgebracht. Alle EU lidstaten die bijdragen aan de EUBG voor de tweede helft van 2020 waren hierbij aanwezig. Er vond daarnaast een bilateraal contact plaats met Duitsland, dat als framework nation van de EUBG en inkomend Raadsvoorzitter van de EU in de tweede helft van 2020 een bijzondere rol heeft.

Vraag 10 en 11

In welke missies, waar Nederland of andere EU-landen momenteel al een militaire bijdrage levert, ziet u mogelijkheden voor de EU Battlegroups om eventueel een rol te spelen?

In welke lopende VN-missies ziet u een mogelijke bijdrage voor deze EU Battlegroups?

Antwoord 10 en 11

Ik zie de mogelijke bijdrage van een EU Battlegroup, onder het huidig geldende concept, als een «overbruggingsmacht» ter voorbereiding op een VN-vredesoperatie. De Battlegroup is immers een snelle reactiemacht, die onder de bestaande EU-bevelsstructuur en politieke toezichtsprocedures valt. De Battlegroup heeft niet als oogmerk structurele gaten in de bemensing van VN-missies te vullen. Een volledige integratie van een Battlegroup in een lopende VN-missie onder VN-commando is om die redenen dan ook niet mogelijk en, volgens het kabinet, niet wenselijk. Het kabinet steunt wel, samen met een aantal andere Lidstaten, een initiatief van Ierland om tot betere informatie-uitwisseling en concrete afspraken tussen de EU-lidstaten te komen inzake de bijdrage aan VN-missies. Mogelijk vloeit hier op termijn een EU-rotatieschema uit voort. Het kabinet steunt voorts de oprichting van een Trust Fund dat het inhuren van kritische enablers voor VN-missies mogelijk moet maken.

Vraag 12

Bent u bereid te onderzoeken of er binnen de EU draagvlak bestaat om de EU Battlegroup in de tweede helft van 2020 in te zetten in een van de missies?

Antwoord 12

Ja. Dat deed ik reeds in de Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari jl.

Vraag 13

Kunt u deze vragen binnen 3 weken beantwoorden?

Antwoord 13

Ja.


X Noot
1

Samenhang Nederlandse inspanningen snelle reactiemachten en missies en operaties tot en met 2021; http://parlisweb/Parlis//parlis/415295a6-b432-4c4c-9737-6c36007751cc.pdf

X Noot
2

Verslag AO van 18 december 2019 over de Nederlandse bijdrage ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio; Kamerstuk 29 521, nr. 401

Naar boven