Vragen van de leden Omtzigt en Ronnes (beiden CDA) aan de ministers voor Milieu en Wonen en van Financiën over verworven rechten in de huurtoeslag (ingezonden 17 januari 2020).

Mededeling van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) en van Minister van Veldhoven-van der Meer (Milieu en Wonen) (ontvangen 30 januari 2020).

Vraag 1

Herinnert u zich dat u in het vragenuur van 10 december jl, waarin u nog geen antwoord kon geven op vragen uit oktober over een uitspraak van de Hoge Raad van 27 juli, die, kort gezegd, inhoudt dat mensen die een verworven recht op huurtoeslag hebben, dat verworven recht terugkrijgen, nadat zij bijvoorbeeld een paar maanden niet aan de eisen (inkomenseis, vermogenstoets, maximale uur) voldaan hebben?1

Vraag 2

Herinnert u zich dat u deze vragen op 13 december alsnog schriftelijk beantwoord heeft (met een nazending van een bijlage een paar dagen later, namelijk op 17 december?2

Vraag 3

Herinnert u zich dat u onder andere de volgende antwoorden gegeven hebt:

«Vraag 4: Bij hoeveel mensen, van wie de huur door huurverhogingen door de maximale huurgrens is gegaan en aanspraak konden doen op het verworven recht op huurtoeslag, maar op een nader moment wel weer aan de inkomens-en vermogenstoetsen voldeden, is er geen huurtoeslag toegekend in elk van de jaren tussen 2010 en 2019?

Antwoord: 4: De Belastingdienst heeft dit niet geregistreerd in deze periode. [....] De Belastingdienst beschikt daarom niet over deze gegevens.

Vraag 6: Hoeveel jaar lang is de wet onjuist geïnterpreteerd?

Antwoord 6: De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 betekende een omslag in de interpretatie van de wet. Vanaf 1998 tot aan de uitspraak van 24 juli 2019 werd de wet op een andere wijze geïnterpreteerd. Deze interpretatie van de wet werd door de jurisprudentie tot aan 24 juli 2019 ondersteund.»?

Vraag 4

Bent u bekend met het feit dat de Belastingdienst op 16 december (dus tussen de publicatie van de Kamervragen en de aanvulling) een WOB-besluit publiceert dat juist wel antwoorden bevat op een aantal vragen, waarop in de Kamervragen geen antwoorden gegeven wordt

Vraag 5

Is het waar dat in de WOB nadere informatie staat zoals:

  • in de memo van 15 december 2017 duidelijk staat dat in 2017 ongeveer 185 mensen volgens die inzichten onterecht huurtoeslag ontvangen zouden hebben?

  • dat in eerdere jaren (2012–2017) het verworven recht juist was toegepast (volgens de interpretatie van 2019) en dat er in die jaren dus gewoon 0 mensen waren die aan vraag 4 voldeden?

Vraag 6

Waarom is in de Kamervragen niet onomwonden meegedeeld dat er wel een duidelijk beeld was om hoeveel gevallen het ging en waarom is niet meegedeeld dat er van 2012 tot en met 2017 een ander beleid gold?

Vraag 7

Waarom deelde u op een buitengewoon cryptische en tegenstrijdige wijze mee in antwoord op vraag 7: «De uitvoering is de afgelopen 10 jaar uitgevoerd overeenkomstig de wet- en regelgeving en de geldende jurisprudentie tot aan de uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019. [....] Dit laat onverlet dat binnen de Belastingdienst een werkwijze bestond in de periode tot 2016 waarbij rechten zijn toegekend die op basis van de toen geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie niet hadden moeten worden toegekend», mee dat er kennelijk iets gebeurd was dat niet duidelijk mocht worden?

Vraag 8

Kunt u heel precies zeggen wat in de periode na de invoering van de huurtoeslag

  • het beleid is geweest met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag?

  • op welke momenten het beleid met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag veranderd is in die periode en hoe daarvan mededeling gedaan is aan (potentieel) rechthebbenden?

  • wat de uitvoering is geweest met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag?

  • op welke momenten de uitvoering met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag veranderd is in die periode en hoe daarvan mededeling gedaan is aan (potentieel) rechthebbenden?

  • wie wanneer en waarom (op basis waarvan) opdracht heeft gegeven tot wijziging van de beleid en wijziging van uitvoering (zoals bij de wijziging in werkwijze in 2017)?

Vraag 9

Kunt u alle stukken die bij het ministerie bekend zijn over «verworven recht» sinds de invoering van de wet op de huurtoeslag aan de Kamer doen toekomen?

Vraag 10

Is het waar dat bij de zaak ECLI:NL:RBDHA:2018:12405, waarnaar in eerdere Kamervragen verwezen is, in de mondelinge procedure gevraagd is om alle relevante stukken in te brengen?

Vraag 11

Kunt u aangeven welke stukken die onder de WOB zijn vrijgegeven ook in het proces zijn ingebracht en welke niet?

Vraag 12

Heeft de Belastingdienst zich in deze zaak gehouden aan de relevante uitspraken van de Hoge Raad over het verstrekken van alle op de zaak betrekking hebbende stukken?3 Kunt u dit antwoord uitgebreid toelichten?

Vraag 13

Herinnert u zich dat u op 17 december aan de Kamer schreef: «Aanvragers die in de jaren voor de Raad van State-uitspraken hun verworven rechten op huurgrensoverschrijding verloren door een inkomens- en/of vermogensstijging kunnen hier vanaf 24 juli 2019 wel weer aanspraak op maken. Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar kan hierbij tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar conform de Awir-systematiek (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) worden ingediend. Ook de toeslagontvangers die hun recht willen laten herleven, hebben hier tot 1 september 2020 de mogelijkheid voor.

Naast de berichtgeving op de site van de belastingdienst zullen huurders- en verhuurdersverenigingen door middel van een brief en in overleggen worden geattendeerd op deze mogelijkheid. Zij zullen worden gevraagd deze informatie onder de aandacht van hun achterban te (laten) brengen. Ook zal een nieuwsbericht ter zake worden geplaatst op rijksoverheid.nl en de website www.woningmarktbeleid.nl»?

Vraag 14

Kunt u aangeven

  • waar en wanneer een nieuwsbericht op de website rijksoverheid.nl geplaatst is?

  • waar en wanneer een nieuwsbericht op de website www.woningmarktbeleid.nl geplaatst is?

  • op welke wijze huurders-en verhuurdersvereniging d.m.v. een brief en overleggen zijn geattendeerd?

Vraag 15

Herinnert u zich dat de ombudsman begin 2019 aan de Belastingdienst vroeg hoe huurders geïnformeerd werden over hoe ze het «verworven recht» bij de huurtoeslag kunnen verliezen en dat de Belastingdienst toen 14.000 brieven stuurde naar huurders om ze informeren over verworven recht?4

Vraag 16

Heeft de Belastingdienst de Nationale ombudsman geïnformeerd over het feit dat het daarvoor net de uitvoering rondom verworven rechten veranderd had? Kunt u dit antwoord toelichten?

Vraag 17

Hoe gaat u de 14.000 mensen informeren wat de regels op dit moment zijn, mede naar aanleiding van de signalen van de Nationale ombudsman?5

Vraag 18

Kunt u de briefwisseling met de Nationale ombudsman van de afgelopen jaren over «verworven rechten» in de huurtoeslag aan de Kamer doen toekomen?

Vraag 19

Is het voor de medewerkers van de Belastingdienst duidelijk geweest hoe «verworven recht» uitgevoerd moest worden en uitgevoerd werd?

Vraag 20

Is het voor huurders de afgelopen 10 jaar duidelijk geweest hoe «verworven recht» juridisch in elkaar zat en hoe het werd uitgevoerd? Was er voldoende rechtszekerheid voor huurders?

Vraag 21

Geven de voorstaande antwoorden aanleiding om het nieuwe beleid, dat helemaal niet nieuw blijkt te zijn, met terugwerkende kracht toe te passen? En hoe gaat u dit aanpakken?

Vraag 22

Welke zaken hadden in deze casus anders moeten gaan?

Vraag 23

Kunt u deze vragen een voor een en voor 29 januari beantwoorden? Indien dat niet lukt, kunt u daarvan dan onmiddellijk mededeling doen en ze wel binnen drie weken beantwoorden om de Kamer in de gelegenheid te stellen het Schriftelijk overleg op 30 januari uit te stellen?

Mededeling

Op 17 januari hebben de leden Omtzigt en Ronnes (beiden CDA) vragen gesteld aan de ministers voor Milieu en Wonen en van Financiën over verworven rechten in de huurtoeslag (kenmerk 2020Z00656).

De leden hebben gevraagd deze vragen voor 29 januari te beantwoorden, en indien dat niet lukt, daarvan mededeling te doen om de Kamer in de gelegenheid te stellen het Schriftelijk overleg op 30 januari uit te stellen. Het kabinet wil zorgvuldigheid betrachten om zeker te zijn van een correcte weergave van alle feiten, en daartoe is verder uitzoekwerk nodig. Daarom is 29 januari niet haalbaar.

Naar boven