Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 1976 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 1976 |
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat dieren van pluimveehouders onnodig vervroegd worden geslacht nadat deze in eerste instantie positief zijn getest, maar waar bij second opinion blijkt dat er geen sprake is van salmonellabesmetting?
Ja. Echter, op dit moment is nog een twistpunt met de Europese Commissie met welke zekerheid gesteld mag worden dat er geen sprake is van salmonellabesmetting na een negatieve hertest.
In hoeverre is het vervroegd slachten van dieren, al voordat met zekerheid is te zeggen dat er sprake is van salmonellabesmetting, proportioneel te noemen?
Nederland heeft tot nu toe verdedigd dat onze aanpak effectief is, de voedselveiligheid waarborgt en voorkomt dat gezonde dieren onnodig vroegtijdig gedood worden en daarmee dat onze aanpak proportioneel is. De EU-regelgeving laat echter geen ruimte voor de routinematige hertest die Nederland bij elke eerste positieve testuitslag op salmonella bij vermeerderingsdieren uitvoert. De EU-regelgeving schrijft voor dat vermeerderingsdieren bij een geconstateerde besmetting meteen uit productie genomen moeten worden. Dat is zo overeengekomen bij de totstandkoming van de uitvoeringsverordening voor vermeerderingsdieren in 2010. Er was toen niet voldoende vertrouwen dat het hertesten goed in staat is om een salmonellabesmetting in een koppel altijd accuraat aan te tonen. Dat is een risico voor de voedselveiligheid.
Het is nu aan Nederland om de Europese Commissie en andere lidstaten te overtuigen, vooral door te laten zien dat het met hertesten wel goed mogelijk is om besmette koppels te herkennen en dat het huidige strenge EU-voorschrift niet nodig is. Dat biedt de mogelijkheid om de Europese regelgeving ter discussie te stellen, die nu geen ruimte laat voor een routinematige hertest bij alle eerste positieve testuitslagen.
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft eind 2019 aan Wageningen University and Research (WUR) gevraagd om de verschillende bestrijdingsaanpakken te vergelijken en een wetenschappelijk onderbouwde evaluatie te maken van de mate waarin het hertesten een salmonellabesmetting in een koppel, accuraat kan aantonen. Ik heb gevraagd om de eerste resultaten uiterlijk april te mogen ontvangen.
Op welke wijze heeft u zich ingezet om binnen de Europese regelgeving op dit vlak ruimte te behouden voor de Nederlandse werkwijze en te voorkomen dat dit besluit genomen moest worden?
Nederland heeft meermalen aan de Europese Commissie uitgelegd dat onze aanpak tot doel heeft om zowel de voedselveiligheid te waarborgen als ook te voorkomen dat gezonde dieren onnodig geslacht moeten worden en dat Nederland daarmee volledig handelt in de geest van de Europese regelgeving. Er was verder geen speelruimte omdat de hertest, die NL standaard in alle gevallen toepast, op grond van Europese regelgeving slechts in «uitzonderingsgevallen waarin de bevoegde autoriteit reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat» mag worden toegepast.
Kunt u van de afgelopen jaren per jaar aangeven bij hoeveel bedrijven en stallen in de eerste controlemonsters besmet bleken te zijn met salmonella? In hoeveel van deze gevallen is bij second-opinion door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gebleken dat er toch geen sprake was salmonella?
In 2016 waren er 24 stallen verdacht op 8 bedrijven. Bij het onderzoek door de NVWA is in 15 stallen op 7 bedrijven geen besmetting met salmonella aangetoond. In 2017 waren er 2 stallen op 2 bedrijven verdacht. In beide gevallen heeft de NVWA geen salmonella kunnen aantonen. In 2018 waren er 5 stallen op 5 bedrijven verdacht. In geen van deze stallen is salmonella aangetroffen door de NVWA. In 2019 waren er 16 stallen verdacht op 8 bedrijven. In 7 stallen op 4 bedrijven is geen salmonella aangetoond door de NVWA.
Hoe groot is de kans dat de eerste testuitslag onjuist is?
Kan er gezien deze kans op een onjuiste eerste uitslag gesproken worden van gerede twijfel bij de uitslag van de eerste tests? Hoe kan deze foutmarge worden verklaard?
Deze vraag is onderdeel van het aan WUR gevraagde vergelijkend onderzoek en ik hoop dat het hierover uitsluitsel zal geven. Tot dusverre is niet precies bekend hoe groot de kans is op een onjuiste eerste testuitslag. De cijfers in antwoord nr. 4 en ook de voortgaande monitoring van bedrijven die een (negatieve) hertest ondergingen, lijken erop te wijzen dat dat percentage aanzienlijk is. Echter, daarbij moet ook rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de tweede testuitslag misschien onjuist is.
In essentie is het de vraag in hoeverre salmonella in het eerste monster betekent dat de stal waaruit dat monster afkomstig is, daadwerkelijk besmet is. Het kan namelijk voorkomen dat het monster wèl besmet is maar de stal niet. Die situatie kan zijn ontstaan doordat bijvoorbeeld een mengmonster van verschillende stallen is onderzocht, nabesmetting, «onzorgvuldige» monstername, etc. De hertest beoogt daarover uitsluitsel te geven.
Bedrijven die in tweede instantie negatief blijken worden nadien gevolgd om zekerheid te bieden dat dat koppel niet onverhoopt toch nog besmet blijkt (dus vals negatief).
Welke mogelijkheden zijn er om de foutmarge van de eerste testuitslag substantieel te verkleinen en daarmee het onnodig vervroegd slachten te voorkomen?
Worden er later in de pluimveevleesketen ook nog testen gedaan op salmonellabesmetting en als daar dan sprake van blijkt, welke stappen worden dan genomen?
Ja, de Europese regelgeving schrijft gedetailleerd voor wanneer welke testen gedaan moeten worden in de gehele pluimveevleesketen in de slachtfase en welke gevolgen verbonden moeten worden aan gevonden besmettingen.
Is er voor pluimveehouders sprake van gederfde inkomsten als zij hun dieren vervroegd moeten slachten? Zo ja, hoe hoog zijn de gederfde inkomsten en hoe verhouden deze zich tot de bestrijdingskosten en de Europese cofinanciering aan het Nederlandse salmonellaprogramma?
Er is inderdaad sprake van inkomstenderving voor pluimveehouders indien zij de dieren vervroegd moeten slachten. Hoe hoog die is, is moeilijk te zeggen omdat dit mede afhankelijk is van het moment in de productiecyclus waarop de besmetting wordt geconstateerd. In mijn brief van 27 januari jl. vermelde ik de verwachte Europese cofinanciering. Inmiddels heeft de Europese Commissie een bedrag van € 2.255.000 toegekend waarvan € 208.000 voor de bestrijdingskosten. Nederland zal komend najaar voor die laatste kosten aanvullend budget kunnen aanvragen omdat die kosten naar verwachting hoger zullen zijn dan bij de aanvraag in 2019 begroot.
Ik wil er overigens op wijzen dat in een Europese context ook de kosten die verbonden zijn aan voedselveiligheid en volksgezondheid aandacht krijgen, met name in de lidstaten die er niet bij voorbaat van uitgaan dat het standaard hertesten zoals Nederland deed de voedselveiligheid afdoende waarborgt.
Op dit moment is het ‘t meest belangrijk dat Nederland zich zoals de Europese Commissie eist, houdt aan de Europese regelgeving en zo laat zien dat het een betrouwbare handelspartner is. Dat biedt Nederland de kans om de Europese Commissie en ander lidstaten ervan te overtuigen dat een andere bestrijdingsvoorschift wenselijk is.
Wat bent u voornemens te gaan doen om de Nederlandse werkwijze, met second opinion door de NVWA alvorens dieren worden geslacht, alsnog weer mogelijk te maken?
Indien dit niet mogelijk is, welke andere aanpakken zijn er mogelijk die vergelijkbare waarborgen biedt voor de voedselveiligheid en tegelijkertijd de kans dat dieren onnodig voortijdig afgevoerd moeten worden zo klein mogelijk maakt?
Voor het antwoord op deze vragen wil ik u verwijzen naar mijn antwoorden op vraag 2 en 5/6.
Kunt u aangeven hoe andere lidstaten omgaan met de EU-voorschriften voor salmonellabestrijding?
De veehouder moet de positieve uitslag op het formulier voor VoedselKeteninformatie formulier vermelden dat meegaat naar de slachterij. Wanneer pluimvee dat in een andere lidstaat is grootgebracht, in Nederland wordt geslacht geldt dat alleen voor de belangrijkste typen salmonella, namelijk salmonella enteritidis (Se) en salmonella typhimurium (St).
In de fase na de slachterij geldt een «doormeldplicht» bij overschrijding van de norm voor Se en St voor vers pluimveevlees, en voor alle salmonellatypen voor al het andere pluimveevlees. Daarbij wordt ook verwezen naar de informatieplicht en recall verplichting op grond van artikel 19 van de General Food Law. Deze verplichtingen gelden voor alle lidstaten. Voor zover bekend houden alle lidstaten die zich daar ook aan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1976.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.