Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het onderwerp godsdienstvrijheid in het Algemeen Ambtsbericht over Afghanistan (ingezonden 30 augustus 2019).

Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 2 oktober 2019).

Vraag 1

Wat is volgens u de rol van de Afghaanse overheid bij het waarborgen van godsdienstvrijheid en de positie van christenen?

Antwoord 1

Het kabinet deelt uw mening dat het belangrijk is dat de Afghaanse overheid de vrijheid van religie en de positie van alle minderheden, waaronder die van christenen, waarborgt.

Vraag 2, 3 en 7

Hoe treedt de Afghaanse overheid op bij «geweld tegen en discriminatie van religieuze minderheden», «risico op mishandeling vanwege conservatieve opvattingen, intolerantie» en «maatschappelijke afwijzing en vervolging»?1

Kent u voorbeelden waaruit blijkt dat de Afghaanse overheid christenen, niet-moslims of afvalligen in deze situaties bescherming biedt?

Wat is in de praktijk het verschil tussen de situatie van anders- en niet- gelovigen nu de Afghaanse overheid niet meer de hadd-bestraffingen op basis van de sharia uitvoert?

Antwoord 2, 3 en 7

In het ambtsbericht is aangegeven dat religieuze minderheden, vrijwel uitsluitend etnische Hazara sjiieten, doelwit waren van aanvallen door gewapende groeperingen. Bij die aanvallen tegen Hazara’s vielen veel slachtoffers. Hazara’s demonstreerden in de verslagperiode van het ambtsbericht tegen de onveiligheid en beschuldigden de Afghaanse overheid ervan dat deze onvoldoende de veiligheid garandeerde in bepaalde provincies.

In het Algemeen Ambtsbericht wordt op pagina 63 gemeld dat wetshandhavers niet in staat of bereid zijn tot ingrijpen in het geval mensen die afwijken van religieuze of sociale normen slachtoffer dreigen te worden van mishandeling vanwege conservatieve opvattingen of intolerantie. Ook speelt mee dat anders- en niet-gelovigen zich onthouden van juridische stappen uit angst voor vergelding.

Het ambtsbericht meldt op pagina 81 dat Hindoes en Sikhs slachtoffer waren van illegale bezetting en inbeslagname van hun land, maar dat zij zich onthielden van juridische stappen, uit angst voor vergelding.

Vraag 4

Wat is de beperkte ruimte die de Afghaanse wet biedt aan aanhangers van andere religies dan de islam om hun geloof uit te oefenen? Wat is deze ruimte in de praktijk? Kent Afghanistan in de praktijk enige vorm van godsdienstvrijheid?

Antwoord 4

De Afghaanse wet biedt zeer beperkte ruimte aan aanhangers van andere religies dan de islam om hun geloof uit te oefenen. Op pagina 63 van het ambtsbericht wordt ingegaan op de juridische en sociale belemmeringen die niet-moslims ondervinden bij de uitoefening van hun geloof en hoe wetshandhavers met hen omgaan. Op pagina 82 wordt nader ingegaan op de positie van christenen, onder wie bekeerlingen.

Vraag 5 en 6

Welke materiële verbetering in de situatie van de godsdienstvrijheid is er volgens u sinds 2001 geweest?

Hoe is de constatering dat de situatie van de godsdienstvrijheid sinds 2001 is verbeterd, te begrijpen in het licht van het feit dat juist in deze periode de laatste kerk gesloten of zelfs vernietigd is?

Antwoord 5 en 6

Nederland hecht groot belang aan het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, zoals onder meer neergelegd in artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de mens. Bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging is een speerpunt in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het onderwerp vrijheid van religie en levensovertuiging staat jaarlijks op de agenda van de EU-Afghanistan mensenrechtendialoog. Daarnaast zet Nederland ook bilateraal in op dit onderwerp. In februari jl. bezocht de Mensenrechtenambassadeur bijvoorbeeld Afghanistan. Daar sprak zij o.a. over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging met overheid, mensenrechtenexperts, journalisten, maatschappelijk middenveld en de internationale overheid. Ik ben voornemens om in de loop van volgend jaar de Speciaal Gezant religie en levensovertuiging te vragen naar Afghanistan te gaan om daar met overheid en maatschappelijke organisaties te spreken over vrijheid van religie en levensovertuiging.

Sinds de val van de Taliban in 2001 wordt er van overheidswege geen strenge interpretatie van de soennitische islam opgelegd aan de gehele bevolking, noch is er sprake van strenge kledingvoorschriften voor vrouwen en van het opleggen en uitvoeren van hadd-bestraffingen op basis van de sharia door de Afghaanse overheid (zie pagina 52 van het algemeen ambtsbericht). Het klopt dat de laatste openbare kerk in Afghanistan in 2010 is gesloten, maar er zijn geen wettelijke beperkingen voor religieuze minderheidsgroepen om gebedshuizen op te richten.

Op pagina 63 van het Algemeen Ambtsbericht is aangegeven dat de vrijheid van religie en levensovertuiging wordt «gehinderd door geweld tegen en discriminatie van religieuze minderheden en hervormingsgezinde moslims» en op pagina 82 is vermeld dat christenen aangaven «hun geloof thuis uit te oefenen om maatschappelijke afwijzing en vervolging te vermijden».

Vraag 8 en 9

Welke conclusies over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging moeten lezers van het Algemeen Ambtsbericht Afghanistan trekken uit de volgende citaten in het ambtsbericht: «Aanhangers van religies anders dan de islam kunnen hun geloof binnen de grenzen van de wet uitoefenen»; «De afgelopen jaren werd niemand door de Afghaanse overheid tot de dood veroordeeld wegens atheïsme, godslastering of afvalligheid»; en «Er zijn volgens het Afghanistan 2017 international religious freedom report van de VS evenwel geen zaken bekend waarbij de overheid, in casu de procureur-generaal, strafvervolging instelde wegens afvalligheid of godslastering»?

Deelt u de mening dat deze citaten het gevaar voor anders- of niet-gelovigen lijken te willen relativeren?

Antwoord 8 en 9

Nee. Deze citaten uit het Algemeen Ambtsbericht moeten in samenhang gelezen worden met andere citaten uit het ambtsbericht die beperkingen aangeven waar aanhangers van religies anders dan de islam mee geconfronteerd worden. Zie in dit verband bijvoorbeeld hetgeen over de positie van Hindoes en Sikhs op pagina 81 wordt gemeld alsmede mijn antwoord op de vragen 2,3 en 7.

Vraag 10

Bent u bereid deze passages aan te passen en daarbij niet alleen de formele opstelling van de overheid in ogenschouw te nemen, maar ook de feitelijke situatie voor anders- en niet-gelovigen?

Antwoord 10

De feitelijke situatie voor anders- en niet-gelovig wordt in het ambtsbericht voldoende beschreven. Ik zie geen reden het ambtsbericht aan te passen.

Vraag 11 en 12

Acht u het rapport van Open Doors over Afghanistan betrouwbaar?2

Hoe beoordeelt u het volgende citaat uit dit onderzoek: «If christian converts have to stand trial, it is officially not because of their faith, but due to other alleged crimes (e.g. due to treason by working with foreign intelligence agencies, murder or drug dealing)»? Heeft u zelf onderzoek gedaan naar de rapporten waar dit uit zou blijken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11 en 12

Het Open Doors-rapport is een rapport zonder concrete voorbeelden van strafvervolging of ernstige vormen van discriminatie van christenen in Afghanistan, ook niet in geanonimiseerde vorm. Derhalve geeft de inhoud van het rapport mij, onder verwijzing naar voetnoot 428 van het ambtsbericht met hierin de Open Doors Afghanistan landeninformatie en mijn antwoorden op vragen 2, 4 en 7, geen aanleiding om de tekst van het ambtsbericht aan te passen.


X Noot
1

Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, Ministerie van Buitenlandse Zaken, maart 2019.

Naar boven