Vragen van de leden Moorlag en Nijboer (beiden PvdA) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het stoppen met zoutwinning in de Waddenzee (ingezonden 30 januari 2020).

Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 3 maart 2020).

Vraag 1

Kent u het bericht «Zoutwinning Werelderfgoed Waddenzee moet meteen stoppen»1 en kent u het rapport «Zoutwinning Waddenzee»?2

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met zowel het bericht als met het advies van de Auditcommissie.

Vraag 2

Is het waar dat de genoemde MER-commissie van mening is dat uit de nulmeting blijkt dat de bruikbaarheid van een deel van de metingen nog onvoldoende is om alle effecten van mijnbouw op de natuur in en onder de Waddenzee goed te kunnen monitoren? Zo nee, wat is er dan niet waar?

Antwoord 2

Ja, dat is waar. Ik stuur uw Kamer separaat een brief over het advies van de Auditcommissie over de nulmeting.

Vraag 3

Deelt u de mening dat er geen enkel risico mag worden genomen dat het Werelderfgoed Waddenzee schade kan ondervinden vanwege zoutwinningsactiviteiten? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat daarom zoutwinning ongewenst is en dat alle voorbereidende activiteiten daartoe onmiddellijk gestopt moeten worden? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?

Antwoord 3

Nee, ik deel die mening niet. De Waddenzee is door Unesco aangewezen als werelderfgoed en is tevens een Natura 2000-gebied. Voor economische activiteiten inclusief zoutwinning in dit gebied is het leidend principe dat er geen schade aan de natuur mag optreden.

De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de Mijnbouwwet, de Wet natuurbescherming en de Structuurvisie Waddenzee. Voor de zoutwinning is onder meer geregeld dat «hand aan de kraan» wordt toegepast en dat er monitoring plaatsvindt welke jaarlijks door de Auditcommissie zoutwinning Waddenzee wordt beoordeeld.

Voor de zoutwinning is een monitoringsplan opgesteld inclusief nulmetingen. Het doel van deze nulmetingen is om te toetsen of de monitoring op een volledige en juiste manier uitgevoerd kan worden en daarmee bruikbaar is om een goede invulling te geven aan het «hand aan de kraan»-principe. In dit stadium kan er nog van tekortkomingen in de monitoring worden geleerd, omdat er nog geen zout wordt gewonnen en er daardoor nog geen morfologische effecten kunnen optreden.

De Auditcommissie stelt dat er nog voldoende tijd is om voorafgaand aan de winning verder proef te draaien met het gehele monitoringsprogramma en om de benodigde verbeteringen daarin te verwerken.

Eind februari 2020 heb ik van Frisia een herziene versie van de nulmeting 2018 ontvangen, waarin de adviezen van de auditcommissie zijn verwerkt. Ik zal deze herziene versie ter advies voorleggen aan de auditcommissie.

Ik zie nu geen aanleiding voor verdere maatregelen. Het staat Frisia vrij om op eigen risico voorbereidende activiteiten (zoals boren) uit te voeren, indien de vergunningen daarvoor op orde zijn. Voor de winning geldt dat deze pas kan plaatsvinden als het monitoringsplan inclusief nulmeting op orde is. Ik zal daar samen met mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op toezien.

Vraag 4

Kunnen bovenstaande vragen worden beantwoord voor het algemeen overleg Mijnbouw/Groningen van 6 februari 2020?

Antwoord 4

Dit is helaas niet gelukt vanwege de benodigde interdepartementale afstemming.


X Noot
2

Advies Auditcommissie over de resultaten van de nulmeting, Onafhankelijke MER Commissie, 19 december 2019, https://www.commissiemer.nl/docs/mer/p32/p3203/3203_ov2_advies_auditcommissie.pdf

Naar boven