Vragen van het lid Van Haga (Van Haga) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het artikel 3:305a BW (ingezonden 10 februari 2020).

Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 2 maart 2020).

Vraag 1

Bent u bekend met de precieze inhoud van de argumenten van de Hoge Raad in de klimaatzaak Urgenda?1

Vraag 2

Bent u bekend met de inhoud, de strekking en het doel van artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)?

Vraag 3

Hoe duidt u «gelijksoortige belangen van andere personen» (artikel 3:305a lid 1 BW)?

Vraag 4

Bent u zich bewust van het feit dat het goed mogelijk is dat een significant gedeelte van de samenleving zich niet gerepresenteerd voelt door bepaalde collectieven?

Vraag 5

Bent u het eens dat – zeker sinds de zaak Urgenda – het gebrek aan een zelfstandig vereiste van representativiteit in artikel 3:305a BW kan leiden tot discussie over de vraag of er sprake is van democratische legitimatie? Indien nee, waarom niet?

Vraag 6

Bent u het meer algemeen eens dat wanneer een niet-gekozen rechter uitspraak doet omtrent een belang dat niet representatief is voor de gehele bevolking, maar wel wordt beschouwd als zijnde in het belang van de gehele bevolking, dit een anti-democratisch effect kan sorteren? Indien nee, waarom niet?

Vraag 7

Bent u het eens dat lid 5 van artikel 3:305a BW gelet op de zinsnede «tenzij de aard van de uitspraak meebrengt dat de werking niet slechts ten opzichte van deze persoon kan worden uitgesloten» in het licht van een zaak als Urgenda als lege huls kan worden beschouwd? Indien nee, waarom niet?

Vraag 8

Bent u bereid het representativiteitsvereiste toe te voegen aan artikel 3:305a BW nu dit voorstel door de Afdeling advisering van de Raad van State is afgewezen2 zeker nu dit artikel voor steeds minder concrete gevallen wordt ingezet – het opnemen van een zelfstandig representativiteitsvereiste in artikel 3:305a BW te heroverwegen, ook al heeft dit voorstel het eerder niet gehaald? Indien nee, waarom niet?

Vraag 9

Bent u het eens dat artikel 3:305a BW – in ieder geval in de huidige vorm – voor bepaalde collectieven aanleiding kan geven tot misbruik van ons rechtsstelsel, door een bepaalde visie rechterlijk af te dwingen met de argumentatie dat «het algemeen belang» wordt behartigd? Indien nee, waarom niet?

Vraag 10

Hoe beschouwt u de zaak Urgenda in het licht van de Trias Politica? Bent u van mening dat de scheiding der machten overeind is gebleven met de zaak Urgenda? Indien ja, waarom? Indien nee, waarom niet?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Van Haga), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over het artikel 3:305a BW (ingezonden 10 februari 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 33 126, nr. 3

Naar boven