Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat de Raad voor de Rechtspraak een schadevergoeding van een oud-rechter moet betalen (ingezonden 22 januari 2020).

Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 18 februari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1717.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Oud-rechter Westenberg moet advocaat Smit 1,4 miljoen euro betalen»?1 Wat is uw reactie op dit artikel?

Antwoord 1

Ja. Met de uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 21 januari 2020 is in hoogste feitelijke instantie vastgesteld welke kosten aan advocaat Smit moeten worden vergoed als gevolg van onrechtmatig handelen door de heer Westenberg en de Raad voor de rechtspraak.2 De vrijwaring die de Rechtspraak als werkgever destijds met de heer Westenberg is overeengekomen is rechtsgeldig, heeft een zeer ruime strekking en maakt geen voorbehouden. Daarom blijken er geen reële mogelijkheden te zijn om de kosten op de heer Westenberg te verhalen. Ik vind dit zeer ongelukkig.

Vraag 2, 3

Worden de kosten nu definitief niet teruggevorderd door de Raad voor de rechtspraak, nu duidelijk is dat de oud-rechter ongelijk had en zelfs gelogen heeft?3

Gaat u er bij de Raad voor de rechtspraak op aandringen de vrijwaring van kosten van oud-rechter Westenberg terug te draaien nu onherroepelijk vast is komen te staan dat de oud-rechter schade heeft toegebracht aan de betreffende raadsman?4

Antwoord 2, 3

Als gezegd in het antwoord op vraag 1 blijken er geen reële mogelijkheden te zijn om de kosten op de heer Westenberg te verhalen. Als (voormalig) werkgever heeft de Rechtspraak eigen wettelijke bevoegdheden, waarin ik (nu artikel 42 vierde lid van de Wet rechtspositie rechterlijk ambtenaren niet van toepassing is) niet kan treden. De Raad voor de rechtspraak heeft mij laten weten dat de schadevergoeding en kostenveroordeling door de Raad worden gedragen. De Raad heeft lering getrokken uit deze zaak en heeft mij verzekerd dat het toekennen van een dergelijke vrijwaring eenmalig was.

Vraag 4

Waarom wordt al sinds 2011 aan de Kamer geantwoord dat de beslissing over het dragen van de kosten en het eventueel terugvorderen aan de Raad voor de rechtspraak is, en dat dit steeds niet «aan de orde» is? Wat is nu uw antwoord op deze vraag, nu dit wel «aan de orde» is? Wat vindt u nu van de ontstane situatie?

Antwoord 4

Zolang de zaak onder de rechter was en niet onherroepelijk over de aansprakelijkheid en een schadevergoeding was beslist, was de vraag over het dragen en eventueel terugvorderen van kosten niet aan de orde. Zoals hiervoor aangegeven heeft de Raad voor de rechtspraak nu geoordeeld dat aan de verleende vrijwaring geen rechtsgevolg kan worden ontzegd en dat daarmee alle kosten door de Raad voor de rechtspraak worden gedragen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 vind ik de gang van zaken zeer ongelukkig.

Vraag 5

Wat betekent dit volgens u voor het aanzien van de rechtspraak?

Antwoord 5

Deze zaak, een gerechtelijke procedure van meer dan tien jaar waarin vast is komen te staan dat de heer Westenberg onwaarheid heeft gesproken met hoge kosten tot gevolg, is niet goed voor het aanzien van de rechtspraak.


X Noot
2

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:161.

X Noot
3

Handelingen II, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1613

X Noot
4

Handelingen II, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1180

Naar boven