Vragen van het lid Van Wijngaarden (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het artikel «Slechts één supersnelrechtszaak, ondanks meer incidenten jaarwisseling» (ingezonden 7 januari 2020).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 7 februari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1517.

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Slechts één supersnelrechtzaak, ondanks meer incidenten jaarwisseling»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat dit jaar maar één verdachte terechtstaat in het kader van het supersnelrecht?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Zijn er zaken die geschikt zijn voor het supersnelrecht maar niet via het supersnelrecht worden afgehandeld? Zo ja, waarom wordt in die gevallen niet gekozen voor het supersnelrecht?

Antwoord 3

Nee. Het College van procureurs-generaal heeft mij bericht dat andere zaken zich niet leenden voor afdoening door middel van supersnelrecht. In verband met de korte termijn tussen aanhouding en behandeling ter zitting moet het gaan om bewijstechnisch gezien relatief eenvoudige zaken. Het OM, de rechter en de verdediging moeten immers tijdig kunnen beschikken over een compleet dossier.

Dat betekent dat complexere zaken waarin aanvullend onderzoek nodig is in het algemeen niet in aanmerking komen voor supersnelrecht.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het voor slachtoffers en benadeelden van belang is dat verdachten zo snel mogelijk voor de rechter verschijnen?

Antwoord 4

Uit onderzoek uitgevoerd in opdracht van het WODC uit 20162, komt naar voren dat slachtoffers supersnelrecht positief ervaren en dat het hun rechtvaardigheidsgevoel ten goede komt. Daarnaast is van belang dat een strafdossier compleet is alvorens een vervolgingsbeslissing wordt genomen. Alleen dan kan een juridisch juiste beslissing worden genomen waarbij rekening wordt gehouden met zowel de belangen van de slachtoffers en benadeelden als die van de verdachten. Niet in alle gevallen is direct duidelijk welke schade wordt geleden ten gevolge van het plegen van een strafbaar feit. Het kan dan ook in het belang van slachtoffers en benadeelden zijn dat hun zaak niet door middel van supersnelrecht wordt afgehandeld. Zij krijgen zo de gelegenheid om hun vordering goed te onderbouwen, zodat de officier van justitie daarmee rekening kan houden bij zijn eis en de rechter bij het wijzen van een vonnis.

Vraag 5

Bent u bereid u in te zetten om het aantal supersnelrechtzaken – waar dit mogelijk is – te verhogen?

Antwoord 5

Het afdoen van zaken door middel van supersnelrecht mag geen doel op zichzelf worden. Zaken die zich daarvoor lenen worden afgedaan door middel van supersnelrecht. Zie verder het antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Bent u bereid deze vragen afzonderlijk van elkaar te beantwoorden?

Antwoord 6

Ja.


X Noot
2

Evaluatie supersnelrecht. Bonger reeks nr. 30, Amsterdam, 2016

Naar boven