Vragen van het leden Wiersma en Koopmans (beiden VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «NY Times: «Rotterdamse geneticus gebruikte mogelijk onder dwang verkregen bloedmonsters van Oeigoeren»» (ingezonden 6 december 2019).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 31 januari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1091.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «NY Times: «Rotterdamse geneticus gebruikte mogelijk onder dwang verkregen bloedmonsters van Oeigoeren»»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Was u ervan op de hoogte dat het onderzoek naar «de voorspelbaarheid van grote lichaamslengte» onder andere door het Chinese Ministerie van veiligheid financiering ontving? Hoe beoordeelt u dat het Chinese Ministerie van veiligheid meebetaalt aan onderzoeken in Nederland?

Antwoord 2

Mijn ministerie heeft geen inzicht in financieringsstromen voor wetenschappelijk onderzoek afkomstig van buitenlandse overheden. Zie ook het antwoord op vraag 4.

Ik sta niet onwelwillend tegenover medefinanciering door andere landen van wetenschappelijk onderzoek dat in Nederland wordt uitgevoerd. Voorwaarde is dan wel dat dit onderzoek voldoet aan normen van ethiek en integriteit zoals die in ons land gelden.

Het onderzoek naar voorspelbaarheid lichaamslengte dat financiering van de EU heeft ontvangen, is ter toetsing voorgelegd aan een medisch-ethische commissie en heeft toestemming gekregen van deze commissie. Dit onderzoek is niet hetzelfde als het onderzoek naar gezichtsvormen dat in China werd uitgevoerd en waarvoor de onderzoeker naar verluidt persoonlijke subsidie heeft ontvangen van de Chinese overheid.

Meer in het algemeen merk ik op dat ik van universiteiten en universitair medische centra verwacht dat zij zich bewust zijn van risico’s in de samenwerking met andere landen. Juist vanwege de in Nederland zo gekoesterde open cultuur binnen kennisinstellingen is het zaak voldoende oog te hebben voor de risico’s van het beschikbaar stellen van kennis en faciliteiten, zoals ongewenste kennisoverdracht. Ik heb daarom zowel bij de Vereniging van Universiteiten (VSNU) als rechtstreeks bij onderwijsinstellingen aangedrongen op bewustwording en alertheid. Daar heb ik meermaals met hen over gesproken. Dit geldt temeer wanneer resultaten van onderzoek dat is medegefinancierd door buitenlandse overheden zouden kunnen worden ingezet tegen de eigen inwoners. Zie ook het antwoord op vraag 5.

Vraag 3

Hoeveel onderzoeken ontvangen in Nederland Chinese financiering? Kunt u een overzicht geven van de financieringsstromen tussen Nederlandse universiteiten en de Chinese overheid?

Antwoord 3

Het door u gevraagde overzicht is er niet. Zie ook het antwoord op vraag 4.

Vraag 4

Bent u van mening dat financieringsstromen uit China naar ons hoger onderzoek adequaat genoeg gecontroleerd worden? En bent u van mening dat u momenteel voldoende zicht heeft op wat de Chinese overheid doet met de onderzoeksresultaten, zoals de onderzoeksresultaten van «de voorspelbaarheid van grote lichaamslengte»? Kunt u dit uitleggen?

Antwoord 4

Vanuit de rijksoverheid wordt niet toegezien op financieringsstromen naar universiteiten vanuit andere landen. Ook wordt niet toegezien op het gebruik van resultaten van in Nederland verricht onderzoek dat toestemming heeft van een medisch-ethische commissie door andere partijen; onderzoek dat niet past binnen de in ons land gehanteerde medisch-ethische normen wijs ik strikt af.

Instellingen die financiering ontvangen vanuit andere landen moeten zich bewust zijn van eventuele hiermee verbonden risico’s. Zij moeten voldoende aandacht hebben voor mogelijke risico’s, zoals die zich kunnen voordoen waar het onderzoek met medisch-ethische aspecten betreft. Ons land voert met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek een beleid dat is gebaseerd op een zo groot mogelijke openheid. Open access van publicaties en het delen van data zijn de norm. Dat laat onverlet dat ik van mening ben dat onderzoekers transparant moeten zijn over donaties van bedrijven of andere landen voor hun onderzoek. Wim van Saarloos, president van de KNAW, opperde in de Volkskrant van 28 januari jl. om te komen tot een landelijke code voor donaties van bedrijven. Oproepen voor meer transparantie ondersteun ik, maar het is aan het veld is om te bezien hoe een eventuele landelijke code voor donaties zich verhoudt tot de Gedragscode wetenschappelijke integriteit. De wens voor meer transparantie past ook bij de op 28 januari jl. ingediende motie Westerveld om een historisch overzicht van de omvang van de derde geldstroom in kaart te brengen.2

Vraag 5

Op welke manieren kan een onderwijsinstelling of het ministerie ingrijpen wanneer zij vermoeden dat onderzoeksresultaten misbruikt kunnen worden door overheden tegen hun inwoners? Bent u van mening dat het Erasmus MC in dit geval had moeten ingrijpen? Kunt u dit uitleggen?

Antwoord 5

Ik verwacht van de instellingen dat zij ingrijpen wanneer onderzoek niet in overeenstemming is met de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke integriteit 2018.3 In paragraaf 4 van deze code zijn de zorgplichten van de instellingen opgesomd. Met betrekking tot de ethische normstelling en procedures beveelt de gedragscode aan te zorgen voor ethische toetsing, bijvoorbeeld met betrekking tot mogelijke belangenconflicten. Alle instellingen dienen te beschikken over een commissie of functionaris voor het behandelen van klachten over wetenschappelijke integriteit. Het onderzoek over lichaamslengte is voorgelegd aan de medisch-ethische commissie van Erasmus MC. Gelet op het gegeven dat dit onderzoek is getoetst door de ethische commissie ben ik van mening dat het onderzoek voldoende waarborgen bevatte voor ethisch verantwoord onderzoeksgedrag. Het onderzoek naar gezichtsvormen is niet voorgelegd aan een medisch-ethische commissie, omdat het onderzoek in China en niet in Nederland is verricht. Dat neemt niet weg dat ik blijf benadrukken dat instellingen zich bewust dienen te zijn van de risico’s van onderzoekers die in meerdere landen werkzaam zijn. Ik zal dit nogmaals bij de VSNU onder de aandacht brengen.

Vraag 6

Welke stappen neemt u op Europees niveau om de Chinese invloed op het Europese hoger onderwijs in kaart te brengen en te controleren?

Antwoord 6

Nederland levert een actieve bijdrage aan discussies op Europees niveau over het tegengaan van ongewenste beïnvloeding en over het beheersen van risico’s van internationale onderwijs- en onderzoekssamenwerking. Een concreet voorbeeld is dat de «Checklist voor samenwerking met Chinese academische en kennisinstellingen», die het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) in opdracht van Buitenlandse Zaken en mijn ministerie heeft opgesteld, in het Engels beschikbaar is gemaakt en in Europees verband is gedeeld.4

Vraag 7

Herinnert u zich dat Nieuwsuur in juni berichtte5 over Chinese studenten en promovendi in Nederland die onderzoek doen dat risicovol kan zijn voor onze veiligheid en bedrijvigheid?

Antwoord 7

Ja.

Vraag 8

Herinnert u zich dat in de VVD-Chinastrategie van april dit jaar wordt opgeroepen tot het ontwikkelen van regels, in overleg met universiteiten en onderzoeksinstellingen, voor het doen of delen van wetenschappelijk onderzoek als dit veiligheidsconsequenties voor Nederland kan hebben, en tot het scheppen van de mogelijkheid om studenten te weren als er zorgen zijn over nationale veiligheid of de ongewenste export van strategische kennis? Wat bent u voornemens hieraan te doen, en wanneer?

Antwoord 8

Het kabinet onderzoekt momenteel in hoeverre aanvullende maatregelen gewenst zijn met betrekking tot de risico’s van ongewenste kennis- en technologieoverdracht in brede zin via de weg van (academisch) onderwijs en onderzoek. In dit traject wordt onderzocht op welke manier er een brede kennisregeling kan worden opgezet. De mogelijkheid en wenselijkheid van het toetsen van studenten en onderzoekers wordt in dit traject ook nader bekeken.

Vraag 9

Deelt u de mening dat dit artikel nogmaals de urgentie aantoont van dit onderwerp? Welke parallellen ziet u tussen de casus uit Nieuwsuur en deze casus?

Antwoord 9

Ik ben het met vragenstellers eens dat het gaat om een urgent onderwerp. Ik waag mij echter niet aan bespiegelingen met betrekking tot casuïstiek.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Helvert en Van der Molen (beiden CDA), ingezonden 5 december 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1582).


X Noot
2

Kamerstuk 31 288, nr. 805.

X Noot
3

De Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit wordt mede onderschreven voor de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra NFU.

X Noot
4

Https://hcss.nl/sites/default/files/files/reports/BZ127566%20HCSS%20Checklist%20for%20collaboration%20with%20Chinese%20Universities.pdf

Naar boven