Vragen van de leden Belhaj en Groothuizen (beiden D66) en Voordewind (ChristenUnie) aan de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Vluchtelingenwerk bezorgd om uitzetting Afghaanse tolk» (ingezonden 30 september 2019).

Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken (ontvangen 19 december 2019) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 485

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Vluchtelingenwerk bezorgd om uitzetting Afghaanse tolk»?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat een Afghaanse man, die tevens een tolk is geweest voor het Amerikaanse leger in Afghanistan en asiel heeft aangevraagd in Nederland, is afgewezen voor een verblijfsvergunning in Nederland en binnenkort wordt uitgezet?

Antwoord 2

Zoals bekend ga ik niet in op individuele zaken.

Vraag 3, 4, 5, 6, 7 en 8

Hoe verhoudt deze uitzetting zich tot uw eerdere antwoorden dat «in het algemeen geldt dat iedereen die in Afghanistan voor een tegenstander van de Taliban of van ISIS heeft gewerkt, zich in een kwetsbare positie kan bevinden» en «op 1 maart jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht over Afghanistan uitgestuurd, waarin onder meer wordt ingegaan op de positie van specifieke groepen zoals tolken. In dit ambtsbericht wordt verwezen naar berichten uit internationale media die een soortgelijke dreiging voor tolken beschrijven»?2

Op welke wijze wordt gewogen of tolken die in Afghanistan hebben gewerkt wel of niet in de categorie vallen van risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire? Kunt u uw overwegingen hierbij toelichten?

Waarom is volgens u het enkel kunnen aantonen dat iemand als tolk heeft gediend voor een tegenstander van de Taliban of ISIS niet voldoende om in aanmerking te komen voor een asielvergunning? Kunt u zo concreet en specifiek mogelijk toelichten wanneer wel of geen sprake is van het deel uit maken van een risicogroep in de zin van paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire en wanneer voorts een asielvergunning wordt toegekend?

Deelt u de mening dat tolken, die bijdragen aan de veiligheid van internationale militaire missies en de internationale veiligheid in het algemeen, steun en bescherming van de Nederlandse Staat verdienen? Zo ja, hoe verhoudt dit antwoord zich tot de eerder genoemde asielafwijzing en voorgenomen uitzetting van een tolk die heeft gewerkt voor het Amerikaanse leger in Afghanistan?

Waarom wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende tolken die in Afghanistan gediend hebben voor het wel of niet toekennen van een asielvergunning in Nederland?3 Waarop is dit onderscheid gebaseerd?

Waarom krijgt niet elke tolk een asielvergunning indien aangetoond kan worden dat de desbetreffende persoon als tolk in Afghanistan heeft gediend, gelet op het feit dat onder andere het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 1 maart jl. wijst op de dreiging voor tolken in Afghanistan?

Antwoord 3, 4, 5, 6, 7 en 8

Uit het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken van 1 maart 2019 over Afghanistan kwam naar voren dat burgers die geassocieerd worden met – of die beschouwd worden als ondersteunend aan – de Afghaanse regering, pro-regering gewapende groepen, het Afghaanse maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap in Afghanistan, waaronder internationale strijdkrachten, extra risico lopen op gericht geweld van met name de Taliban en ISKP. Daarom is deze groep in het landgebonden asielbeleid als risicogroep toegevoegd.4

Dit betekent dat iemand op basis van geringe indicaties voor bescherming in aanmerking kan komen. Afhankelijk van de individuele omstandigheden wordt door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bepaald of betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor bescherming. Het behoren tot een risicogroep betekent echter niet dat er automatisch recht op bescherming ontstaat. Personen die in Afghanistan als tolk hebben gewerkt voor Nederland of andere buitenlandse troepen werden in beginsel tot deze risicogroep gerekend.

Op 12 november 2019 is door uw Kamer een motie5 van het lid Belhaj c.s. aangenomen om tolken als systematisch vervolgde groep aan te merken. Het kabinet heeft besloten om conform de motie, systematische vervolging aan te nemen voor tolken die hebben gewerkt voor internationale militaire missies in Afghanistan. Dat betekent dat personen die tot deze categorie behoren voor bescherming in Nederland in aanmerking komen, tenzij het asielverzoek kan worden afgewezen bijvoorbeeld omdat er verboden gedragingen zijn gepleegd als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek op grond van de Dublinverordening of er sprake is van een veilig derde land. Een meer uitgebreide reactie op de motie ontvangt u via een separate brief aan uw Kamer.

Vraag 9

Hoeveel Afghaanse tolken hebben een asielverzoek in Nederland ingediend? Hoeveel daarvan zijn toegekend?

Antwoord 9

De IND registreert niet op asielmotieven. Derhalve is het niet mogelijk exacte cijfers te geven over de aantallen asielverzoeken van Afghaanse tolken.

Uit de mij bekende dossiers blijkt wel een indicatie van de cijfers. Daaruit blijkt dat op dit moment rond de tien Afghaanse voormalig lokale medewerkers een asielvergunning is verleend en dat momenteel minder dan vijf asielaanvragen openstaan.


X Noot
1

Vluchtelingenwerk bezorgd om uitzetting Afghaanse tolk (NOS, 27-9-2019)

X Noot
2

Antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Belhaj (D66), ontvangen op 4 juli 2019; kamerstuknummer 3278

X Noot
4

Zie brief Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 1 juli 2019, Kamerstuk 19 637 nr. 2507.

X Noot
5

Kamerstuk 35 300 X, nr. 44 d.d. 12 november 2019

Naar boven