Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat
over het lekken van gif door de NAM in Farmsum (ingezonden 15 oktober 2018).
Nader antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 10 december
2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 847.
Vraag 1
Wat vindt u van het feit dat er gedurende vele dagen vele omwonenden blootgesteld
zijn aan het giftige aardgascondensaat?1 Waarom heeft het zo lang geduurd voordat duidelijk was dat het om dit giftige product
ging?
Vraag 2
Wanneer heeft er voor het laatst inspectie door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)
op het NAM-tankenpark plaatsgevonden? Wat was op die datum het oordeel van het SodM?
Hoe waren de veiligheidsmaatregelen van de NAM toen? Hoe werden die uitgevoerd? Hoe
zijn de veiligheidsmaatregelen nu? Zijn die aangepast?
Vraag 3
Waarom is het tankenpark geen BRZO-bedrijf (bedrijven vallend onder het Besluit risico's
zware ongevallen)zodat er BRZO-inspecties door de provincie plaats kunnen vinden?
Vraag 4
Gaat u de NAM, die al vele verwoestingen in de provincie op haar naam heeft staan,
onder verscherpt toezicht plaatsen? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u bereid uw
verantwoordelijkheid te nemen en de NAM zwaar te beboeten of (tijdelijk) te sluiten?
Vraag 5
Waarom heeft een rioolput op een terrein waar met dergelijke giftige stoffen wordt
gewerkt een open verbinding met het oppervlaktewater?
Vraag 6
Bevat het aardgascondensaatlekkage kwik, benzeen, tolueen, ethyleen en xyleen? Zijn
deze stoffen achtergebleven in het rioolstelsel van Farmsum? Zo ja, hoeveel van deze
stoffen zijn
achtergebleven? Welke gevolgen heeft dit voor de volksgezondheid?
Vraag 7
Zijn de aanwezige hulpdiensten die het gif hebben verwijderd en de betrokken inspecteurs
blootgesteld aan kwik, benzeen, tolueen, ethyleen en/of xyleen of zijn zij onderzocht
op blootstelling aan deze stoffen?
Vraag 8
Hoeveel incidenten zijn er de afgelopen vier jaar gemeld op het NAM-tankenpark of
bij het transport van stoffen afkomstig van dit park? Op welke data vonden deze incidenten
plaats?
Vraag 9
Hoe ziet de bemensing op het tankenpark er 24 uur per week uit? Zijn er momenten dat
er niemand aanwezig is bij bijvoorbeeld de lekbakken met condensaat?
Vraag 10
Heeft de NAM een noodscenario wanneer blijkt dat het tankenpark langdurig stilgelegd
moet worden en de gaswinning dus moet stoppen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 11
Houdt de lekkage verband met het recent aanleggen van een nieuwe aardgascondensaatleiding
of de aanwezigheid van oude niet meer in gebruik zijnde leidingen onder het terrein?
Vraag 12
Hoe groot was de condensaatstroom de afgelopen jaren? Hoeveel condensaat verwacht
de NAM nog in het tankenpark te verwerken tot de gaswinning is beëindigd?
Vraag 13
Hoe gaat u de gezondheid van omwonenden in de gaten houden? Wat gaat u voor deze mensen
betekenen?
Nader antwoord
Het RIVM heeft mij geïnformeerd dat in mijn brieven van 4 december 2018 in beantwoording
op de vragen van de leden Beckerman, Nijboer, Van der Lee over de lekkage van aardgascondensaat
door NAM bij Farmsum ten aanzien van interventiewaarde voor benzeen een andere waarde
dan de relevante normwaarde wordt genoemd. In mijn beantwoording noem ik de waarde
van 30,7 ppm voor een blootstellingstijd van 1 uur. Het RIVM hanteert een norm voor
de blootstelling aan benzeen van 9,21 ppm voor een maximale blootstellingstijd van
8 uur.
De Veiligheidsregio Groningen heeft aangegeven dat zij in haar contact met mij voor
de beantwoording van de vragen van uw Kamer de door hen gehanteerde grenswaarde uit
het Chemiekaartenboek 2017 heeft gegeven. Hierin wordt een waarde genoemd van 30,7
ppm voor een blootstellingstijd van 1 uur. De Veiligheidsregio Groningen gebruikt
deze grenswaarde voor de veiligheid van haar eigen personeel.
De voor de normwaarde relevante metingen zijn door de Veiligheidsregio Groningen gedaan
in de nabijgelegen woonwijk. Zij heeft bij de Koestraat vlak boven het water in de
woonwijk 2 ppm benzeen gemeten. Op straat nabij de huizen heeft men 0,3 ppm benzeen
gemeten. Deze waarden zijn lager dan de voorlichtingsgrenswaarde bij een blootstellingstijd
van 8 uur. Voor de strekking van de antwoorden heeft dit daarom geen gevolgen, maar
ik meld dit aangezien ik voor een volledige voorlichting van uw Kamer wil aansluiten
bij de relevante normen van het RIVM.