Vragen van de leden Bruins (ChristenUnie), Nijboer (PvdA) en Snels (GroenLinks) aan de Minister van Financiën over de ING als huisbankier van de staat (ingezonden 11 oktober 2018).

Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 16 november 2018).

Vraag 1

Herinnert u zich uw beantwoording van eerdere Kamervragen over de ING als huisbankier van de staat, waarin staat dat gegadigden in een aanbestedingsprocedure zich aan de wet dienen te houden?1 Deelt u de mening dat dat gezien de transactie ex artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die recentelijk door het openbaar ministerie (OM) aan ING is aangeboden, niet het geval geweest is lopende de door het Ministerie van Financiën aanbestede opdracht?

Antwoord 1

Ja.

Ik deel uw mening niet. Op het moment dat ING gegadigde was voor de opdracht voor huisbankier voor de Staat, waren de feiten die van belang waren voor de genoemde transactie nog niet door het OM vastgesteld.

Vraag 2

Heeft ING bij de aanbestedingsprocedures in de periode 2014–2017 een of meerdere keren een (model voor een) eigen verklaring als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 (Regeling modellen eigen verklaring) ingevuld en ingestuurd?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Heeft ING in een of meerdere eigen verklaring verklaard dat er geen sprake is van (een veroordeling vanwege) witwassen van geld?

Antwoord 3

Ja, ING heeft verklaard dat er geen sprake is van een veroordeling bij onherroepelijk rechterlijk vonnis met betrekking tot witwassen van geld.

Vraag 4

Heeft u nog steeds de mening, zoals in uw eerdere antwoorden geschreven, dat ING nog steeds voldoet aan de destijds gestelde eisen in de aanbestedingsdocumenten? Zo ja, bent u nog steeds die mening aangedaan, gezien de transactie ex artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die recentelijk door het OM aan ING is aangeboden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ja, ING voldoet nog steeds aan de destijds gestelde eisen in de aanbestedingsdocumenten. De transactie ex artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht is geen veroordeling bij een onherroepelijk rechterlijk vonnis.

Vraag 5

Valt het handelen van ING, zoals vastgesteld voorafgaand aan de transactie ex artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die recentelijk door het OM aan ING is aangeboden, onder de verplichte uitsluitingsgrond bij aanbestedingen zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nee. De transactie ex artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht is geen veroordeling bij een onherroepelijk rechterlijk vonnis. Daarmee is geen sprake van een verplichte uitsluitingsgrond als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012.

Vraag 6

Welke consequenties heeft het antwoord op de vorige vraag voor ING bij mogelijke aanbestedingsprocedures van overheden in de komende jaren?

Antwoord 6

ING kan na de transactie deelnemen aan volgende aanbestedingsprocedures. Het betalingsverkeer van het Rijk en van de Belastingdienst zijn daarbij de belangrijke percelen. Voor de volledigheid vermeld ik hierbij nog het totale betalingspakket van de rijksoverheid, dat er op dit moment als volgt uit ziet:

  • 1. Het betalingsverkeer van het Rijk: het betalingsverkeer van de departementen en diensten (40 miljoen transacties per jaar).

  • 2. Het betalingsverkeer van de Belastingdienst (262 miljoen transacties per jaar),

  • 3. Het betalingsverkeer van het buitenlands deel van Buitenlandse zaken (70.000 transacties per jaar),

  • 4. De uitgaande credit card betalingen (een beperkt aantal transacties per jaar).

De vier contracten kennen verschillende momenten waarop een contract afloopt of na evaluatie verlengd kan worden. Deze momenten zijn respectievelijk 1 mei 2020, 1 mei 2022, 31 januari 2021 en 1 januari 2019. Daarnaast ben ik nog bezig met een aanbesteding voor een vijfde contract betreffende inkomende card- en online betalingen (naar verwachting 3 miljoen transacties per jaar). Deze aanbesteding heeft betrekking op een zogenaamde payment service provider, een service die nu door verschillende aanbieders wordt verzorgd.

Vraag 7

Bent u het ermee eens dat het niet aan wet- en regelgeving voldoen, zoals regelgeving om witwassen tegen te gaan, gevolgen moet (kunnen) hebben bij de volgende aanbestedingsprocedure?

Antwoord 7

Het stellen van eisen en wensen in een aanbesteding dient proportioneel te zijn. Ik ben aan het verkennen of en zo ja welke aanvullende eisen ten opzichte van het standaard Europees aanbestedingsrecht passend zijn bij volgende aanbestedingsprocedures.

De eerstvolgende aanbesteding die voor de verscherpte eisen in aanmerking komt, is die van de uitgaande credit card betalingen. Hiervan loopt het contract per 1 januari 2019 af. De dienstverlening onder dit contract kan nog doorlopen zodat in de nieuwe aanbesteding de aanvullende eisen meegenomen kunnen worden voor een contract per 1 januari 2020. Daarnaast heb ik de lopende aanbesteding voor het nieuwe vijfde contract inkomende card- en online betalingen afgebroken, zodat ik daarmee in het vervolg de aangescherpte criteria kan meenemen. Ook bij de evaluatiemomenten van de bestaande contracten zal ik de aangescherpte criteria meenemen.

Vraag 8

Bent u bereid af te zien van een eventuele verlenging van het contract in 2020, gezien de gebeurtenissen bij ING?

Antwoord 8

Ik zal mijn beslissing tot eventuele verlenging van het contract ten aanzien van het betalingsverkeer van het Rijk (van departementen en diensten) bezien in de maatschappelijke, juridische en commerciële context en met medeneming van de aangescherpte criteria als bedoeld in het antwoord op vraag 7. Ik loop daar nu niet op vooruit.

Vraag 9

Wilt u bovenstaande vragen een voor een en inhoudelijk beantwoorden?

Antwoord 9

Ja.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 194

Naar boven