Vragen van de leden Moorlag en Nijboer (beiden PvdA) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over mijnbouwactiviteiten in het waddengebied (ingezonden 27 juni 2019).

Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 10 september 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3398.

Vraag 1

Kent u het bericht 'UNESCO vraagt om opheldering mijnbouw Waddenzee»1 en het bericht «Wiebes, blijf af van ons prachtige werelderfgoed»?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de zorgen van de Waddenvereniging ten aanzien van mijnbouwactiviteiten in het waddengebied? Zo ja, welke consequenties voor deze activiteiten verbindt u hieraan? Zo nee, waarom deelt u die zorgen niet?

Antwoord 2

De geuite zorgen zijn mij bekend. Vanuit die gedeelde zorg voor het gebied worden ook strikte randvoorwaarden voor mijnbouwactiviteiten onder de Waddenzee gehanteerd. Zo vinden er uitgebreide metingen en monitoring plaats van biotische en abiotische parameters om te controleren of er geen schade optreedt aan de natuurwaarden van het gebied. Daarnaast is er een onafhankelijke Auditcommissie die het bevoegd gezag jaarlijks adviseert over de verzamelde meet- en monitoringsgegevens en geldt het «hand aan de kraan»-principe, zodat de diepe delfstofwinning te allen tijde kan worden beperkt of gestopt als de effecten daar aanleiding toe geven.

Vraag 3

Kunt u, gezien het feit dat voorspellingen ten aanzien van aardbevingen en het instorten zoutcavernes tot nu toe steeds te optimistisch bleken te zijn, nu wel garanderen dat deze gevolgen van mijnbouwactiviteiten in het waddengebied voortaan voorspelbaar en aanvaardbaar zullen zijn? Zo ja, wat zal de aard en omvang van de gevolgen van deze mijnbouwactiviteiten zijn? Zo nee, deelt u dan de mening dat deze mijnbouwactiviteiten niet verantwoord zijn en dus dienen te worden gestaakt? Hoe gaat u daar dan voor zorgen?

Antwoord 3

Het beeld dat «voorspellingen ten aanzien van aardbevingen en het instorten van zoutcavernes tot nu toe steeds te optimistisch bleken te zijn» is niet correct. De mate waarin gevolgen van bodembeweging aanvaardbaar zijn, wordt in besluiten en beschikkingen vastgelegd. Tevens is in de besluiten en beschikkingen vastgelegd hoe de effecten gemonitord moeten worden. In verreweg de meeste gevallen blijven de gemeten effecten van mijnbouwactiviteiten in Nederland binnen de vooraf daarvoor vastgestelde bandbreedte. Hierop wordt door Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) als toezichthouder toegezien. In veel gevallen is de feitelijke bodembeweging als gevolg van de mijnbouwactiviteit kleiner dan de vooraf in de besluitvorming hiervoor toegestane bandbreedte. De berichtgeving over gevolgen van bodembeweging beperkt zich veelal tot de enkele gevallen waarin – buiten de gaswinning uit het Groningenveld – effecten groter of anders waren dan voorzien, hetgeen het door u geschetste beeld mogelijk verklaart.

Voor de diepe delfstofwinning onder de Waddenzee is per kombergingsgebied het meegroeivermogen en de gebruiksruimte vastgesteld. Zolang de door de diepe delfstofwinning onder de Waddenzee veroorzaakte bodemdalingssnelheid binnen de gebruiksruimte blijft, zal de natuurlijke sedimenttoevoer uit de Noordzee naar de Waddenzee de daar veroorzaakte bodemdaling als gevolg van diepe delfstofwinning teniet doen en zal er geen schade optreden aan de natuur. De onafhankelijke Auditcommissie gaswinning Waddenzee controleert elk jaar op basis van de meet- en monitoringsgegevens of hieraan wordt voldaan en rapporteert hierover aan de bevoegde gezagen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de in het eerste bericht genoemde brief waarin Unesco u om opheldering vraagt over de mijnbouwactiviteiten in het waddengebied aangeeft dat er reden tot zorg is over deze activiteiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

De brief van UNESCO aan Nederland betreft een reactie op een brief van de Waddenvereniging aan UNESCO waarin de Waddenvereniging haar zorgen uit over het effect van mijnbouwactiviteiten op het Werelderfgoed Waddenzee.

UNESCO volgt hier de gebruikelijke procedure dat vragen die gesteld worden over de bescherming van een werelderfgoed, voor een reactie voorgelegd worden aan de betreffende Staat. Gelet op de huidige fase in de procedure wordt de mening niet gedeeld dat UNESCO al zorgen geuit zou hebben over deze activiteiten. Zie ook het antwoord op vraag 2.

Vraag 5

Kunt u deze brief aan de Kamer doen toekomen? Op welke termijn gaat u Unesco antwoord geven? Kunt u uw antwoorden met de Kamer delen?

Antwoord 5

De genoemde brief van de directeur van het Werelderfgoedcentrum van UNESCO treft u aan als bijlage bij deze brief.3 Zoals de Minister van LNV tijdens het AO Wadden van 26 juni 2019 heeft aangegeven, vindt de beantwoording van dit verzoek in afstemming met Duitsland en Denemarken plaats, omdat het hier gaat om een grensoverschrijdend natuurlijk werelderfgoed. Naar verwachting zal Nederland de antwoordbrief aan UNESCO in september 2019 versturen. Uw Kamer zal hierover door de Minister van LNV worden geïnformeerd.

Vraag 6

Wat betekenen de vragen en zorgen van UNESCO voor de plannen ten aanzien van het toestaan van nieuwe mijnbouwactiviteiten in het waddengebied? Deelt u de mening dat er in afwachting van uw antwoorden en de reactie van UNESCO een moratorium moet komen voor nieuwe mijnbouwactiviteiten in het waddengebied? Zo ja, vanaf wanneer gaat dat moratorium in? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Met de bestaande wet- en regelgeving wordt zorgvuldig nagegaan of nieuwe activiteiten toelaatbaar zijn in de Waddenzee en of de unieke waarden, de zogenaamde Outstanding Universal Values, waarvoor de Waddenzee is ingeschreven op de Werelderfgoedlijst, hierdoor niet worden aangetast. De hierbij te volgen procedure, inclusief het hiervoor opstellen van een Milieu Effect Rapportage, zijn onderdeel van het totale raamwerk aan wet- en regelgeving, en de trilaterale afspraken en beheer, waarmee de Waddenzee is ingeschreven op de UNESCO Werelderfgoedlijst.

Ook bij de beoordeling van een aanvraag voor een nieuwe mijnbouwactiviteit zal de beschreven procedure met de toepasselijke strikte randvoorwaarden worden doorlopen. Ik heb vertrouwen in de uitkomst van deze procedure en zie dan ook geen noodzaak voor het instellen van een moratorium voor nieuwe mijnbouwactiviteiten in het Waddengebied. Vanzelfsprekend zal een reactie van UNESCO worden betrokken bij de verdere afwegingen hieromtrent.


X Noot
2

Volkskrant 26 juni 2019, p. 21

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven