Vragen van het lid Van Toorenburg (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid
over het werkbezoek School en Veiligheid (Oost-Brabant) (ingezonden 4 juli 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 6 september 2019). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3536.
Vraag 1
Klopt het dat het de gebruikelijke werkwijze is dat geringe vergrijpen, gepleegd door
minderjarigen, kunnen worden doorgezet naar Halt zonder dat daarvoor eerst uitvoerig
proces-verbaal moet worden opgemaakt? Herkent u de werkwijze dat dan met een mutatie
kan worden volstaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
De hierboven genoemde werkwijze is alleen van toepassing op Halt-feiten die overtredingen
betreffen. Afhankelijk van lokale afspraken verlopen verwijzingen naar Halt voor overtredingen
via een mutatie of eenvoudig proces-verbaal.
Vraag 2
Herkent u de beperking dat deze werkwijze niet kan worden gevolgd bij het aantreffen
van softdrugs, waarvoor een proces-verbaal moet worden opgemaakt en contact moet worden
gelegd met de Officier van Justitie (contact ZSM)? Zo nee, wat is dan de werkwijze
bij het aantreffen van softdrugs?
Antwoord 2
Als sprake is van een strafbaar feit, zoals aangewezen in de Opiumwet (art. 10 of
art. 11), kan de zaak in beginsel alleen met toestemming van de Officier van Justitie
(OvJ) worden verwezen naar Halt. De strafbare feiten uit de Opiumwet staan namelijk
niet als zodanig genoemd in het Besluit aanwijzing Halt-feiten (art. 2 Besluit aanwijzing
Halt-feiten). Opzettelijk gepleegde strafbare feiten uit de Opiumwet worden aangemerkt
als misdrijven. De Opiumwet verbiedt onder andere het produceren, vervoeren, handelen
in en aanwezig hebben van drugs. Het aanwezig hebben van softdrugs, is derhalve een
misdrijf. Het uitgangspunt is dat misdrijven via ZSM worden afgedaan. De opmaak van
een proces-verbaal door de politie, alsmede toestemming van de OvJ is zodoende noodzakelijk
voor verwijzing naar Halt. Daarbij is het van belang te benadrukken dat het gedoogbeleid
(niet vervolgen bij aanwezig hebben van hoeveelheden t/m 5 gram), niet geldt voor
minderjarigen.
Overigens heeft de gemeente ’s-Hertogenbosch, waar het convenant School en Veiligheid is gesloten, het openlijk gebruik van drugs strafbaar gesteld in de APV (artikel 2:27).
De ratio van deze lokale strafbaarstelling is vooral het handhaven van de openbare
orde. Dat is een andere insteek dan de Opiumwet.
Minderjarigen die in de gemeente ’s-Hertogenbosch drugs gebruiken, en daarmee aanwezig
hebben, kunnen zich dus schuldig maken aan (bepalingen uit) zowel de Opiumwet als
de APV. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kunnen keuzes worden gemaakt
in de afdoening (maatwerk).1 De keuze kan resulteren in een verwijzing naar Halt door de politie, middels een
zogenaamde mutatie of eenvoudig PV, vanwege overtreden van de APV. Ook is een verwijzing
via de ZSM-OvJ mogelijk vanwege overtreding van de Opiumwet. In dat geval dient proces-verbaal
te worden opgemaakt.
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat functionarissen binnen School en Veiligheid er de voorkeur
aan zouden geven om lichte vergrijpen met betrekking tot softdrugs te kunnen doorgeleiden
naar Halt ten behoeve van de snelheid van het proces, nu de huidige werkwijze stroperig
is en veelal spaak loopt (ook wegens andere prioriteiten)? Kunt u aangeven waar de
beperking precies in gelegen is waardoor de aan softdrug-gerelateerde vergrijpen niet
vlot naar Halt kunnen worden doorgezet? Is dat lokaal beleid (lokale driehoek) of
vormen richtlijnen de belemmering? Indien de beperking veroorzaakt wordt door wet-
en of regelgeving, bent u dan bereid met een voorstel te komen om deze wet- en regelgeving
te wijzigen? Zo nee, waarom niet? Indien de beperking niet uit wet- of regelgeving
voortvloeit, maar gebaseerd is op afspraken, kunt u deze werkwijze ter discussie stellen
in het belang van kinderen om hen sneller met hun gedrag te kunnen confronteren?
Antwoord 3
Ik ben hiermee bekend. Deze voorkeur wordt niet volledig onderschreven door de politie-eenheid
Brabant-Oost, Halt of het OM.
Sinds 2018 is Halt aangesloten als ZSM-partner en neemt zij deel aan het afstemmingsoverleg
op ZSM. Het ZSM-proces is gericht op een snelle en betekenisvolle afdoening. Voordelen
van het ZSM-proces zijn onder meer dat er direct een check wordt gedaan op relevante
contextinformatie bij de verschillende partners, zodat een goede keuze gemaakt kan
worden voor een passende afdoening. Maar ook dat het proces van een negatieve terugmelding
goed geregeld is, waardoor er sprake is van snelle en juiste opvolging op het moment
dat een jongere zich niet aan de afspraken houdt.
In de praktijk verschillen processen echter nog wel per regio. In het najaar vindt
besluitvorming plaats over een landelijk uniform ZSM-proces Halt. Hierbij wordt een
onderscheid gemaakt tussen reguliere Halt-zaken (Besluit aanwijzing Halt-feiten) en
Halt-zaken waarbij toestemming van de OvJ noodzakelijk is voor verwijzing naar Halt.
Op basis daarvan zal ook in de eenheid Brabant-Oost worden bezien hoe lichte vergrijpen
snel en efficiënt kunnen worden doorgeleid naar Halt.