Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de faciliteiten van jongerenorganisaties (ingezonden 4 juni 2019).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 4 september 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3006.

Vraag 1

Deelt u de mening dat het belangrijk is om niet alleen over jongeren te spreken, maar ook met hen? Zo ja, deelt u dan de mening dat bestuurders van jongerenorganisaties redelijke faciliteiten verdienen zodat zij in staat zijn de belangen van hun achterban te vertegenwoordigen?

Antwoord 1

Ja, het is belangrijk dat jongeren gehoord worden en dat relevante jongerenorganisaties in staat worden gesteld om de belangen van hun achterban te vertegenwoordigen.

Vraag 2

Zijn er algemene richtlijnen over het betrekken van jongeren bij beleid dat over hen gaat op de diverse ministeries? Zo ja, welke zijn dit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

In de artikelen 3 en 12 van het VN-Kinderrechtenverdrag is vastgelegd dat het belang van het kind de eerste overweging dient te zijn bij beleid dat hen betreft en dat zij het recht hebben gehoord te worden. Het Kinderrechtenverdrag vormt de basis van het jeugdbeleid van het kabinet. De Minister van VWS is eerstverantwoordelijk voor het jeugdbeleid van het kabinet en heeft twee keer per jaar overleg met de Nationale Jeugdraad (NJR) om actuele zaken te bespreken.

NJR organiseert jaarlijks het Nationaal Jeugddebat in de Tweede Kamer om met bewindslieden en Kamerleden te discussiëren over zaken die jongeren aangaan.

Ieder departement is verder zelf verantwoordelijk voor het raadplegen en betrekken van jongeren en andere betrokkenen bij beleid dat hen aangaat.

VWS verstrekt een structurele subsidie aan de Nationale Jeugdraad NJR om via projecten en activiteiten vorm te geven aan de participatie van kinderen en jongeren.

BZK is, in het kader van het advies van de staatscommissie Remkes, bezig met het organiseren van een jongerenparlement waar de vraag aan de orde komt hoe de betrokkenheid van jongeren voor en bij de nationale politiek kan worden vergroot en hoe zij ervaringen op kunnen doen met een dergelijk instrument.

Via een subsidieregeling van OCW worden LAKS (voortgezet onderwijs) en JOB (MBO) structureel gesubsidieerd. Deze partijen zijn betrokken bij belangrijke beleidsbeslissingen voor hun sector. Ook voeren zij om het jaar een monitor uit over de tevredenheid van de leerlingen/studenten met hun onderwijs en organiseert LAKS jaarlijks een Examenklachtenlijn.

Vraag 3

Is er een overzicht van jongerenorganisaties die faciliteiten of subsidie krijgen van de landelijke overheid? Zo ja, zou u dat kunnen toesturen?

Antwoord 3

Nee, er is geen afzonderlijk overzicht van jongerenorganisaties die faciliteiten of subsidie krijgen van de landelijke overheid.

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 krijgt de Nationale Jeugdraad een structurele subsidie om de participatie van kinderen en jongeren te bevorderen. Voor OCW en VWS geldt dat alle subsidieregelingen die door DUS-I worden uitgevoerd op de website van DUS-I https://www.dus-i.nl/subsidies staan vermeld, inclusief informatie over de doelgroep en de wijze van aanvragen.

In de toekomst kunnen deze subsidies via het Subsidieplatform worden aangevraagd en is het ook de bedoeling om de doelgroepen te attenderen op nieuwe regelingen via het Subsidieplatform.

Vraag 4

Bestaat er een overzicht van subsidiemogelijkheden bij het Rijk waarvan jongerenorganisaties gebruik kunnen maken? Zo ja, wat onderneemt u om dit overzicht bekendheid te geven? Zo nee, zou u bereid zijn een dergelijk overzicht te maken, bij te houden en bekend te maken, of dit te laten doen?

Antwoord 4

Via internet kunnen jongerenorganisaties inzicht krijgen in de subsidiemogelijkheden. OCW en VWS werken samen in een subsidieportaal, DUS-i. Via dit portaal kunnen aan OCW gerelateerde instellingen (niet zijnde cultuurinstellingen) en aan VWS-gerelateerde instellingen hun aanvraag voor subsidie doen. Voor de toekomst is het voornemen dat instellingen bij het inloggen op het portaal inzicht krijgen in de subsidieregelingen waarvan ze gebruik kunnen maken.

Vraag 5

Klopt het dat vanaf 2004 het landelijk jeugdwerk door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is wegbezuinigd, met uitzondering van de Nationale Jeugdraad? Zo ja, om hoeveel geld ging dit?

Antwoord 5

Destijds zijn, in het kader van de operatie Herstructurering Landelijke Organisaties (HLO), de structurele instandhoudingssubsidies van een groot aantal identiteitsgebonden landelijke organisaties beëindigd, waaronder de subsidies aan een aantal landelijke jongerenorganisaties. Deze operatie was niet specifiek gericht op landelijk jeugdwerk en/of landelijke jongerenorganisaties.

Vraag 6

Hoe is de verdeling van bestuursbeurzen bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), en kunt u ons een overzicht geven van de beurzen per organisatie?

Antwoord 6

De Minister van OCW kan voor een student, die bestuurslid is van een politieke jongerenorganisatie van enige omvang of van een landelijke organisatie van enige omvang die voor het hoger onderwijs relevante activiteiten ontplooit en die daartoe daadwerkelijke activiteiten ontplooit, voorzieningen voor financiële ondersteuning treffen (artikel 7.51k WHW). Voorts treft de Minister een regeling ter financiële ondersteuning van de vertegenwoordigers van belangenorganisaties zoals bedoeld in artikel 3.3 lid 2 WHW. Deze financiële ondersteuning wordt ingevuld door uitkering van bestuursbeurzen, de voorwaarden zijn neergelegd in de Regeling financiën hoger onderwijs (artikel 11 tot en met 13). Hieruit volgt dat er maximaal 40 politieke jongerenorganisaties of landelijke organisaties van enige omvang die voor het hoger onderwijs relevante activiteiten ontplooien aanspraak kunnen maken op een bestuursbeurs voor een vertegenwoordiger die studeert in het bekostigd hoger onderwijs. Voor vertegenwoordigers van belangenorganisaties voor studenten (ISO en LSVb) zijn elk vijf bestuursbeurzen voor vertegenwoordigers beschikbaar.

In totaal 35 organisaties maken aanspraak op financiële ondersteuning voor hun bestuursleden. Voorbeelden van dergelijke organisaties zijn naast de belangenorganisaties het ISO en de LSVb onder meer diverse jongerenorganisaties van politieke partijen, de Koninklijke Nederlandse Farmaceutische Studenten Vereniging en Jongeren Milieu Actief.

De complete lijst treft u hieronder:

Landelijk Studenten Vakbond

Interstedelijk Studenten Overleg

MORGEN (voorheen LHUMP)

Stichting Studenten Overleg Medezeggenschap

Integrand Nederland

Landelijke Kamer van Verenigingen

Landelijk Studenten Rechtsbureau

Stichting Landelijk Overleg Fracties

Studentensport Nederland, Sportcentrum Olympos

Koninklijke Nederlandse Pharmaceutische Studenten Vereniging

Dwars, GroenLinkse Jongerenorganisatie

Christen Democratisch Jongeren Appèl

ELSA the Netherlands

Stichting Jason

Jonge Socialisten in de PvdA

Jonge Democraten (D66)

Studentenverenigingen voor Internationale Betrekkingen

Nederlands Instituut van Psychologen SPS-NIP

IFMSA-NL (Internal Fed. of Med. Stud. Assoc. The Netherlands)

Nederlandse Jeugdbond van Natuurstudie

Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato

Pink!, politieke jongerenorganisatie Partij voor de Dieren

Ichtus Landelijk Verenigde Christenstudenten

Stichting Unipartners Nederland

Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie

PerspectieF Christenunie jongeren

ESN Nederland (Erasmus Student Network NL)

SGP-Jongeren

Stichting AIESEC Nederland

CNV Jongeren

Jongeren in de Natuur

Nederlandse Debatbond

Jongeren Milieu Actief

KIVI Engineering Society

Vereniging Chirurgie voor Medisch Studenten

Vraag 7

Wat zijn de criteria voor de verdeling van bestuursbeurzen bij het Ministerie van OCW en BZK?

Antwoord 7

De criteria voor verdeling van bestuursbeurzen door de Minister van OCW vloeien voort uit de wet en zijn uitgewerkt in artikel 11 tot en met 13 van de regeling financiën hoger onderwijs. Aan de organisatie worden samengevat een aantal voorwaarden gesteld alvorens een vertegenwoordiger aanspraak kan maken op toekenning van een bestuursbeurs:

  • de organisatie moet minimaal 250 betalende leden of donateurs hebben,

  • politieke jongerenorganisaties moeten verbonden zijn aan een politieke partij die in de Eerste en de Tweede Kamer vertegenwoordigd is. Overige organisaties moeten zich bezighouden met activiteiten die belangrijk zijn voor het hoger onderwijs,

  • de organisatie werkt landelijk en is dus niet verbonden aan één instelling,

  • de organisatie houdt zich niet bezig met een bepaald vakgebied of een bepaalde studie. Studieverenigingen komen dus niet in aanmerking.

BZK verstrekt geen bestuursbeurzen.

Vraag 8

Waarom zijn de bestuursbeurzen wel beschikbaar voor onderwijsgerelateerde en politieke jongerenorganisaties, maar veelal niet voor andere, algemene jongerenorganisaties?

Antwoord 8

In het verleden is in overleg met de studentenorganisaties en uw Kamer besloten om het aantal bestuursbeurzen te verdubbelen en tegelijkertijd de reikwijdte van het wetsartikel over bestuursbeurzen aan te passen door bestuursbeurzen te bestemmen voor bestuurders van voor het hoger onderwijs relevante organisaties. Zo werd een versnippering bij de uitkering tegengegaan. Ik zie geen reden om van deze lijn af te wijken en onderwijsmiddelen in te zetten voor het ondersteunen van organisaties die geen relatie hebben met het hoger onderwijs.

Vraag 9

Bent u bereid om bij het verlenen van subsidies voor zaken die betrekking hebben op jongeren mee te laten wegen of jongeren betrokken zullen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Indien en voor zover relevant is dit uiteraard het overwegen waard. Een belangrijke borging dat jongeren ook daadwerkelijk worden betrokken is de wettelijke eis dat een bestuursbeurs alleen kan worden uitgekeerd aan een vertegenwoordiger van een organisatie die daadwerkelijk voor het hoger onderwijs relevante activiteiten ontplooit.

Naar boven