Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het vreemde onderscheid tussen de burgerlijke staten «ongehuwd», «gescheiden» en «gehuwd» (ingezonden 5 juli 2019).

Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 28 augustus 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3544.

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen over het bericht «Twintigers en dertigers trouwen minder»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u toelichten wanneer een persoon in aanraking komt met de burgerlijke stand waarbij de burgerlijke staat van belang is, buiten de grote gebeurtenissen in het leven zoals de geboorte, het huwelijk of geregistreerd partnerschap?

Antwoord 2

Buiten de geboorte, het huwelijk of het geregistreerd partnerschap, kan iemand ook in contact treden met de burgerlijke stand bij bijvoorbeeld de wijziging van de geslachtsregistratie door transgender personen en het laten opmaken van een akte van erkenning, met inbegrip van het doen van naamskeuze.

Vraag 3

Klopt het dat werkgevers soms vragen naar de burgerlijke staat? Kunt u toelichten waarom zij dit doen? Welke andere groepen vragen mensen naar hun burgerlijke staat en met welk doel?

Antwoord 3

Het kan voorkomen dat werkgevers vragen naar de burgerlijke staat van sollicitanten. Vragen hierover hoeven niet beantwoord te worden. In de Algemene Wet Gelijke Behandeling is opgenomen dat het verboden is om onderscheid te maken op basis van de burgerlijke staat van personen (art. 1, lid 1, sub b, AWGB, dat art. 1 Grondwet concretiseert). In de praktijk wordt soms ook door anderen gevraagd naar de burgerlijke staat, bijvoorbeeld door kredietverstrekkers ter beoordeling van risico. Er is geen integraal overzicht beschikbaar over bevraging naar de burgerlijke staat in de private sector.

Voor de overheid worden in de Basisregistratie Personen (BRP) gegevens over de burgerlijke staat opgenomen (art. 2.7, lid, 1, sub a, onder 1, Wet basisregistratie personen en art. 33, lid 1, sub a, Besluit basisregistratie personen). Overheidsorganen die gegevens over de burgerlijke staat nodig hebben voor de goede vervulling van hun wettelijke taken, krijgen deze gegevens verstrekt uit de BRP. Burgers hoeven hierdoor niet bevraagd te worden over deze gegevens.

Vraag 4

Begrijpt u dat, aangezien de burgerlijke staat «gescheiden» een negatieve associatie oproept bij mensen, het vragen naar burgerlijke staat door mensen als belastend kan worden ervaren?

Antwoord 4

Hoewel ik het denkbaar acht dat het gebruik van de notie «gescheiden» incidenteel als belastend kan worden ervaren, heb ik niet de indruk dat deze notie bij voorbaat en in algemene zin een negatieve associatie oproept. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Kunt u toelichten welke juridische consequenties bedoeld worden in antwoord op vraag zeven van de eerder gestelde Kamervragen?

Antwoord 5

De burgerlijke staat «ongehuwd» brengt op zich geen rechtsgevolgen met zich jegens een partner. De burgerlijke staat «gescheiden» brengt wel juridische gevolgen mee. Deze gevolgen betreffen zowel de relatie met de eerdere echtgenoot of echtgenote, als de relatie met instanties, zoals de Belastingdienst en een eventueel pensioenfonds. Zo stopt bijvoorbeeld bij echtscheiding de opbouw van het partnerpensioen.

Vraag 6

Kunt u toelichten waarom het voor deze juridische consequenties van belang is om onderscheid te blijven maken tussen «ongehuwd» en «gescheiden»?

Antwoord 6

Het onderscheid is van belang omdat vastgesteld moet kunnen worden dat er een huwelijk heeft bestaan waaraan de echtgenoten rechten en plichten ontleenden, die ook consequenties kunnen hebben voor de periode na ontbinding van het huwelijk, zoals alimentatieverplichtingen, het gezag over kinderen en pensioenverevening.

Vraag 7

Klopt het dat wanneer een gescheiden persoon hertrouwt, deze persoon de burgerlijke staat «gehuwd» verkrijgt?

Antwoord 7

Ja.

Vraag 8

Deelt u de mening dat het onnodig is om onderscheid te maken tussen de burgerlijke staten «ongehuwd» en «gescheiden», omdat bij hertrouwen de burgerlijke staat «gescheiden» wijzigt naar «gehuwd», terwijl nog wel juridische consequenties verbonden zijn aan de ontbinding van het eerdere huwelijk, zoals eventuele alimentatieverplichtingen? Zo ja, op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat dit onderscheid, dat onnodige associaties oproept, verdwijnt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Ik deel de mening dat het onnodig is om onderscheid te maken tussen de burgerlijke staten «ongehuwd» en «gescheiden» niet. De burgerlijke staat van personen wordt rechtstreeks ontleend aan de akten van de burgerlijke stand. De waarde van de burgerlijke stand is juist gelegen in het feit dat het systeem de belangrijkste gebeurtenissen in een mensenleven vastlegt op een wijze die waarborgt dat het verloop van die gebeurtenissen -de historie- te allen tijde kan worden nagegaan.2 Daardoor wordt voorkomen dat er onduidelijkheid kan ontstaan over de staat van een persoon.

Bovendien worden de noties «ongehuwd» en «gescheiden» ook gebruikt

in EU-regelgeving en internationale verdragen.3

Vraag 9

Deelt u daarnaast de mening dat de burgerlijke staat «ongehuwd» voor alleengaande personen het huwelijk als uitgangspunt neemt? Zo ja, hoe beoordeelt u dit uitgangspunt in het licht van het feit dat steeds minder mensen trouwen en er bijvoorbeeld al sinds 1998 andere wettelijke opties zijn voor het aangaan van een verbintenis?4 , 5 Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Ik deel de mening dat het huwelijk als uitgangspunt geldt niet.

De wet kent de opties huwelijk en geregistreerd partnerschap voor het aangaan van een verbintenis. Voor alleengaande personen betekent dit dat er meerdere mogelijkheden ten aanzien van hun burgerlijke staat zijn dan «ongehuwd» of «gescheiden». Zo kan er ook sprake zijn van «geen geregistreerd partnerschap», «gescheiden geregistreerd partner», «weduwe» of «weduwnaar».

Vraag 10

Bent u derhalve ook van mening dat de burgerlijke staat «ongehuwd» dient te worden veranderd in «alleengaand»?

Antwoord 10

In het voorgaande ligt besloten dat ik deze mening niet deel.

Vraag 11

Bent u bereid deze vragen apart te beantwoorden?

Antwoord 11

Ja.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen 2017–2018, nr. 2458

X Noot
2

Zie in dit verband ook mijn brief aan uw Kamer d.d. 27 juni 2019, Kamerstuk 27 859, nr. 135.

X Noot
3

Zie overweging 13 van de Verordening (EU) 2016/1191 van het Europees parlement en de Raad van 6 juli 2016 inzake, samengevat, de bevordering van het vrij verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie (Pb EU 2016, L 200/3) en diverse verdragen van de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand, waaronder Overeenkomst nr. 16 betreffende de afgifte van meertalige uittreksels uit akten van de burgerlijke stand (Wenen, 8 september 1976).

Naar boven