Vragen van de leden Bergkamp en Den Boer (beide D66) aan de Minister van justitie en veiligheid over het bericht dat er minder festivals georganiseerd moeten worden om drugsgebruik tegen te gaan (ingezonden 15 juli 2019).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 augustus 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3562.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Meer nodig tegen drugscriminaliteit»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Staat u nog steeds achter de uitspraak dat er minder festivals georganiseerd moeten worden om drugsgebruik tegen te gaan?

Antwoord 2

Ik pleit niet voor een afname van het aantal festivals als zodanig. In het artikel heb ik gezegd dat we met elkaar kritisch moeten zijn op de vraag of we de handhaving van het verbod op het bezit van harddrugs tijdens festivals aan kunnen. Daar sta ik nog steeds volledig achter. Veel festivals kennen een «zero tolerance» beleid ten aanzien van harddrugs. Dit kan vooralsnog niet verhinderen dat het gebruik van harddrugs op festivals hoog is. De mate waarin politiecapaciteit kan worden ingezet om strafrechtelijk op te treden tegen bezoekers die meer dan de gebruikershoeveelheid bij zich hebben verschilt per festival, maar is niet onbegrensd. Voorafgaand aan het organiseren van een festival zou daarom nadrukkelijker de vraag kunnen worden gesteld of het verbod op bezit van harddrugs en de handel daarin effectief zal kunnen worden gehandhaafd. Dit is echter een afweging die lokaal moet worden gemaakt. Afhankelijk van de beantwoording van die vraag zou het gevolg kunnen zijn dat het aantal festivals afneemt.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het organiseren van festivals een gemeentelijke aangelegenheid is waar het Rijk niets over te zeggen heeft?

Antwoord 3

Het is aan de lokale driehoek om afspraken te maken over de benodigde politie-inzet bij evenementen. Ook bepalen gemeenten zelf welke eisen zij stellen aan de organisatoren van festivals. Ik ga met al deze partijen het gesprek voeren over de wijze waarop tot een meer eenduidig en effectief beleid ten aanzien van de aanpak van drugs op festivals kan worden gekomen, zoals ik uw Kamer in mijn brief van 9 juli jl. heb geschreven.2

Vraag 4

Deelt u voorts de mening dat festivals positieve en gezellige uitingen van cultuur zijn, waar mensen naartoe komen om van hun favoriete muziek te genieten en te ontspannen met gelijkgestemden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Dat kunnen festivals zijn, waarbij ik opmerk dat het gebruik van illegale drugs geen voorwaarde is om van een festival te kunnen genieten.

Vraag 5, 6

Kunt u ingaan op het inzicht van experts dat het organiseren van minder festivals kan leiden tot een grotere underground scene waar nog minder controle is op het gebruik van drugs en op de gezondheid van aanwezigen?

Deelt u de mening dat het minder organiseren van festivals om drugsgebruik te voorkomen zijn doel voorbij schiet, net zoals wij mensen ook niet oproepen minder de weg op te gaan om inzet van de verkeerspolitie te beperken?

Antwoord 5, 6

Als gezegd pleit ik niet voor een afname van het aantal festivals. Wel zou, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, voorafgaand aan het organiseren van een festival de vraag moeten worden gesteld of het verbod op bezit van harddrugs en de handel daarin effectief zal kunnen worden gehandhaafd op een festival.


X Noot
1

Telegraaf van 11 juli 2019

X Noot
2

Kamerstuk 24 077 / 29 911, nr. 427.

Naar boven