Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over gezinshuizen (ingezonden 1 oktober 2018).

Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 23 oktober 2018),

Vraag 1

Heeft u de uitzending van Brandpunt «Geen tehuis maar thuis in het Dushi Huis» gezien?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 3 en 4

Is bekend hoe vaak uit huis geplaatste kinderen moeten verhuizen? Zo ja, de Kamer die cijfers sturen?

Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is dat uit huis geplaatste kinderen daarna vaak moeten verhuizen? Zo ja, wat doet u om dit te voorkomen?

Antwoord 3 en 4

Ik ben het er mee eens dat overplaatsingen tot een minimum beperkt moeten worden. Cijfers hierover zijn helaas niet beschikbaar.

Overplaatsingen zorgen ervoor dat kinderen moeten wennen aan een nieuwe situatie en aan een nieuwe hulpverlener en zorgen voor hechtingsproblematiek. Dit doet afbreuk aan een stabiele leef- en opvoedingssituatie voor de kinderen en het bieden van perspectief. Overplaatsingen kunnen bijdragen aan «zorgmoeheid» en wantrouwen van nieuwe opvoeders bij kinderen en jongeren. Daarom vind ik dat de zorg zich naar het kind toe moet bewegen in plaats van andersom. Dit hebben we (Rijk, branches, beroepsgroepen, cliënten, gemeenten en VNG) ook nadrukkelijk benoemd in het actieprogramma Zorg voor de Jeugd. Alle betrokken partijen streven er naar om het aantal overplaatsingen zoveel mogelijk te beperken tot situaties waarbij er zicht is op een duurzame, perspectief beidende oplossing of als het past in een traject van zware naar lichte zorg.

Om dit te bereiken, streven we naar bewustwording bij de aanbieders. Je bent als aanbieder verantwoordelijk totdat er een goede overdracht heeft plaatsgevonden. Aanbieders kunnen richting gemeenten duidelijk maken welke expertise zij in huis hebben en voor welke expertise ze eventueel door moeten verwijzen, zodat verwijzingen soepeler verlopen. Ook kan de inzet van regionale expertteams bijdragen aan het verminderen van overplaatsingen, door bindende adviezen te geven over de te bieden hulp en ondersteuning. En tenslotte zullen Jeugdhulpbrede pilots moeten helpen om werkwijzen te ontwikkelen en te verspreiden die overplaatsingen minimaliseren.

Vraag 2, 5, 6 en 7

Wat vindt u van deze manier van opvang, waarbij kinderen niet in een instelling, maar in een gezinshuis worden opgevangen?

Wat is uw mening over het Dushi Huis, waar jongeren mogen blijven zo lang ze dat willen? Deelt u de mening dat de overheid zoveel mogelijk belemmeringen moet wegnemen, waardoor dit initiatief navolging kan krijgen?

Wat vindt u van de uitspraak van lector residentiele jeugdzorg Peer van der Helm, die stelt dat er 3.000 gezinshuizen bij moeten komen? Bent u bereid om actie te ondernemen waardoor er meer gezinshuizen komen? Zo ja, wat gaat u doen om gemeenten te ondersteunen?

Klopt het dat de dagvergoeding voor gezinshuisouders totaal wordt belast, maar de kosten van huisvesting en ondersteuning niet aftrekbaar zijn? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Bent u bereid om met de Belastingdienst afspraken te maken zodat het werkruimte-principe ook van toepassing is op gezinshuisouders?

Antwoord 2, 5, 6 en 7

Kinderen «zo thuis mogelijk» laten opgroeien is één van de doelen van het programma Zorg voor de Jeugd, dat in gezamenlijkheid is opgesteld (branches, VNG, gemeenten, beroepsorganisaties, cliënten en het Rijk).

Ik wil er voor zorgen dat zoveel mogelijk kinderen in de eigen thuissituatie kunnen opgroeien. En als dat niet lukt, dan kunnen, naast pleegzorg, ook vormen van gezinsgerichte jeugdhulp een belangrijke rol in het realiseren van het doel «zo thuis mogelijk opgroeien».

Om een impuls te geven aan (de inzet van) kleinschalige, gezinsgerichte voorzieningen, ben ik, conform de motie Voordewind/Peters, met de betrokken veldpartijen in gesprek over de vorming van een plan om kleinschalige, gezinsgerichte voorzieningen te stimuleren. De komende tijd zullen we met de betrokken partijen knelpunten analyseren en nagaan welke acties we in gang moeten zetten om deze knelpunten te verhelpen.

Met het Ministerie van Financiën ben ik in overleg of er mogelijk ook fiscale knelpunten spelen bij de plannen rond de gezinshuizen, en andere kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen. Indien nodig zal ik afspraken maken met de Belastingdienst om deze knelpunten aan te pakken.

Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) heeft een handreiking opgesteld waarmee gemeenten jeugdhulp in gezinsvormen beter kunnen inbedden in hun hulpaanbod. Ook worden er door het NJi pilots opgezet waarbij gemeenten en regio’s aan de slag gaan met het verbeteren en verbreden van de jeugdhulp in gezinsvormen. De regio’s kunnen tens lotte ook plannen indienen voor middelen vanuit het transformatiefonds. Deze middelen kunnen worden ingezet om een duurzame uitvoering te geven aan de regionale plannen voor onder meer kleinschalig gezinsgerichte voorzieningen.

Ten slotte is de sector ook aan de slag met een kwaliteitskader voor gezinshuizen. Het kwaliteitskader komt tot stand met input van de verschillende belanghebbenden: cliënten, aanbieders van gezinshuizen, gemeenten, andere belanghebbenden in het zorglandschap en kennispartners (NJi). Eind dit jaar zal het kwaliteitskader in concept gereed zijn en daarna zal er aandacht zijn voor de implementatie van het kwaliteitskader door de sector.

Ik zal uw Kamer via de voortgangsrapportage van het programma Zorg voor de Jeugd op de hoogte houden van de vorderingen van deze plannen.

Vraag 8

Bent u bereid om een stappenplan te maken met het doel dat op termijn geen kinderen meer worden geplaatst in een gesloten instelling?

Antwoord 8

In het het programma Zorg voor de Jeugd hebben we dit een stapsgewijze aanpak genoemd om te komen tot minder gesloten plaatsingen, een kortere verblijfsduur en een verbeterde uitstroom. Regio’s hebben inmiddels plannen ingediend bij het Transformatiefonds die ook op deze doelen gericht zijn. Deze regionale plannen worden momenteel beoordeeld en in de decembercirculaire zal bekend worden gemaakt hoe en aan wie het transformatiebudget wordt toegekend.

Ik houd u ook op dit punt op de hoogte van de vorderingen middels de reguliere voortgangsrapportages van het programma Zorg voor de Jeugd.

Naar boven