vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat jeugdzorg niet langer verantwoord is (ingezonden 6 juni 2019).

Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 juli 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3230.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jeugdzorg niet langer verantwoord»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Zijn naar uw mening de personen die worden aangesteld als bestuurders bij de Jeugdbescherming capabele personen die serieus genomen moeten worden?

Antwoord 2

Iedereen moet ten principale serieus genomen worden.

Vraag 3 en 6

Neemt u de oproep van de bestuurder van Jeugdbescherming Overijssel dat de jeugdzorg situatie in Twente uit de hand loopt en niet langer verantwoord is ter harte? Zo ja, hoe laat u dit zien?

Bent u van plan om, naast de eerder aangekondigde maatregelen, stappen te zetten om deze onhoudbare situatie te verbeteren?

Antwoord 3 en 6

De regio Twente heeft te maken met tekorten. Dit speelt bij meerdere gemeenten in Nederland. Daarom heb ik afgelopen najaar een onderzoek laten doen naar de signalen van gemeenten en jeugdzorgregio’s over tekorten op hun jeugdzorgbudget. Dit onderzoek had als doel om van signalen naar feiten te komen.

De uitkomsten van dit onderzoek waren onderwerp van gesprek bij de voorjaarsnotabesluitvorming. De uitkomst daarvan is dat het kabinet in totaal € 1.020 miljoen extra financiële middelen beschikbaar heeft gesteld aan gemeenten, verdeeld over de jaren 2019 tot en met 2021. Het alleen toevoegen van extra geld zal niet tot betere jeugdhulp en de oplossing van de problemen leiden. Daarom hebben het kabinet en de VNG gelijktijdig bestuurlijke afspraken gemaakt om het jeugdhulpstelsel beter, effectiever en efficiënter te laten functioneren.

Ook laten we aanvullend onderzoek doen om beter zicht te krijgen op de achtergronden van de volumeontwikkeling en de tekorten, en of de volume- en uitgavengroei structureel is. Op basis van de huidige inzichten is niet vast te stellen of de geconstateerde groeiende vraag naar jeugdzorg een boeggolf is of, en zo ja in welke mate, deze een structureel karakter heeft.

Daarnaast ondersteunt het Rijk gemeenten en aanbieders bij de inkoop in het sociale domein met een aanpak die in nauwe samenwerking met gemeenten en aanbieders tot stand is gekomen. Deze aanpak heb ik met uw Kamer gedeeld in mijn brief van 24 januari 2019.2 Zo heb ik in het kader van deze aanpak onder andere onlangs de Vindplaats Inkoop Sociaal Domein gelanceerd.3 Verder pleeg ik inzet op de vermindering van de administratieve lasten en de terugdringing van vermijdbare uitgaven. Ik heb u hierover eerder geïnformeerd met mijn brief van 21 juni 2019.4

Vraag 4 en 5

Kunt u zich voorstellen dat bij een regionaal tekort van € 45 miljoen de onderhandelingen tussen gemeenten en zorgaanbieders alleen nog over geld gaat? Ziet u in dat kwaliteit van zorg hiermee een secundair onderwerp wordt?

Maakt u zich ook zorgen over het feit dat geldzorgen een vele malen belangrijker thema zijn dan de kwaliteit van zorg?

Antwoord 4 en 5

Waar gemeenten tekorten hebben, kan ik mij goed voorstellen dat deze veel aandacht hebben. Echter, in gesprekken en onderhandelingen tussen gemeenten en aanbieders is het van belang breder te kijken. Dit belang wordt onderstreept door de wet, die gemeenten verbiedt een opdracht tot het bieden van jeugdhulp enkel op grond van het criterium de laagste prijs te gunnen.5 Extra geld alleen zal niet leiden tot de vernieuwingen en verbeteringen die ook nodig zijn om de organisatie van de jeugdhulp dusdanig te verbeteren (effectiever en efficiënter) dat men geen tekorten meer heeft.


X Noot
1

Tubantia, 06-06-2019

X Noot
2

Kamerstuk 34 477, nr. 54.

X Noot
4

Kamerstuk 34 880, nr. 15.

X Noot
5

Art. 2.11, derde lid, van de Jeugdwet.

Naar boven