Vragen van de leden Sienot en Van Eijs (beiden D66) aan de Ministers van Economische
Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht
«Gevaarlijke gasleidingen in Nederland versneld vervangen na explosie Den Haag» (ingezonden
11 juni 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 12 juli 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Gevaarlijke gasleidingen in Nederland versneld vervangen
na explosie Den Haag»?1
Vraag 2
Staan de risicovolle gasleidingen bij u op de radar en is er reeds beleid voer de
snelle vervanging van deze leidingen?
Antwoord 2
SodM houdt toezicht op deze aanpak en doet samen met de netbeheerders verdiepend onderzoek
naar de oorzaken van scheuren en breuken in dit type leidingen. De doelstelling is
om op basis van het verdiepende onderzoek dit jaar, in overleg met de betreffende
gemeenten en waterleidingbedrijven, een versneld uitvoeringsplan te hebben. Ik vertrouw
erop dat deze aanpak effectief zal blijken voor het beheersen van de risico’s. Ook
zullen de grijs gietijzeren en asbestcement gasleidingen in dichtbevolkt gebied vaker
worden geïnspecteerd en versneld vervangen. SodM heeft de netbeheerders verzocht hierover
goed te communiceren met bewoners.
Ik steun het advies van SodM de grijs gietijzeren en asbestcement gasleidingen in
dichtbevolkt gebied vaker te inspecteren en versneld te vervangen en hierover goed
te communiceren met bewoners. Ik verwijs u verder naar de antwoorden op vragen 4 en
5.
Vraag 3
Hoe zijn de drie relatief snel op elkaar veroorzaakte explosies in Nederland te verklaren?
Antwoord 3
Wat deze explosies gemeen hebben, is dat het materiaal dat bezweek steeds grijs gietijzer
betrof. Bij de twee eerdere incidenten was de specifieke kwetsbaarheid van het grijs
gietijzer in combinatie met plaatselijke omstandigheden (trillingen en zakking) debet
aan het incident. Nu de precieze achterliggende oorzaak van het derde incident, een
scheur in de gasleiding in Den Haag, niet kan worden verklaard, is het (nog) niet
mogelijk een relatie te leggen met de eerdere incidenten.
Vraag 4
Hoe is, gelet op het feit dat in 2002 en 2009 de netbeheerders al gewaarschuwd waren
voor de gevaren van dit type leidingen, te verklaren dat nog niet alle netbeheerders
tijdig actie op hebben ondernomen? Hoe verklaart u de verschillen in snelheid van
vervanging?
Antwoord 4
Met de netbeheerders is in 2010 juist naar aanleiding van de twee eerdere incidenten
een saneringsprogramma opgesteld voor dit type leidingen. Op de oorspronkelijke saneringstermijn
van 30 jaar zijn al verschillende versnellingen gerealiseerd.
Naar aanleiding van het incident in Den Haag heeft SodM de netbeheerders gevraagd
een maximale inspanning te leveren de sanering alsnog te versnellen. Het is door de
complexiteit van de sanering, de verschillende mate van stedelijke verdichting, de
afhankelijkheid van andere partijen zoals gemeenten en andere nutsbedrijven, alsmede
de zorgvuldigheid en de omvang van de sanering, dat er verschil in snelheid is ontstaan.
Vraag 5
Bent u bereid de netbeheerders te ondersteunen bij het volgen van het advies van toezichthouder
Staatstoezicht op de Mijnen, dat aandringt op versnelde uitfasering van de verouderde
en risicovolle gasleidingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, waar nodig ben ik bereid de netbeheerders te ondersteunen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het vervangen van deze leidingen door nieuwe gasleidingen zonde
zou zijn?
Antwoord 6
De veiligheid is voor mij leidend. De veiligheid moet bij het vervangen van deze leidingen
dan ook doorslaggevend zijn.
Vraag 7
Bent u bereid te bekijken hoe de aanpak van gasvrije woningen een bijdrage kan betekenen
bij de wijken met een verhoogd veiligheidsrisico door de gevaarlijke gasleidingen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Gemeenten houden, mede met het oog op het beperken van de maatschappelijke kosten,
waar mogelijk al rekening met de planning van de netbeheerders. Het verbinden met
de opgave mag echter niet vertragend werken voor het wegnemen van de veiligheidsrisico’s.
Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.