Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat wervingsbureaus internationale studenten naar Nederland lokken (ingezonden 24 april 2019).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 24 juni 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2767.

Vraag 1

Kent u het bericht «Wervingsbureaus lokken internationale studenten naar Nederland»?1 Wat is uw reactie daarop?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Vindt u het wenselijk dat universiteiten wervingsbureaus betalen om internationale studenten naar zich toe te halen, terwijl er aan Nederlandse universiteiten al een hoog percentage aan internationale studenten studeert? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 2

Ik vind de academische vrijheid en de autonomie van instellingen een groot goed.

Universiteiten hebben de ruimte om hun middelen sober en doelmatig te besteden. Samenwerken met wervingsbureaus terwijl er aan Nederlandse universiteiten al een hoog percentage internationale studenten studeert vind ik niet wenselijk. Dit is moeilijk te rijmen met de internationaliseringsagenda van de VSNU en de VH, waarin gevraagd wordt om meer instrumenten om op de instroom te kunnen sturen.

Vraag 3

Kunt u per universiteit en hogeschool aangeven hoeveel geld zij besteden aan dit soort wervingsbureaus?

Antwoord 3

Nee, dit wordt niet bijgehouden. Zie ook het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Is de kwaliteit van het onderwijs in de schakelprogramma’s die worden aangeboden door het wervingsbureau voldoende gewaarborgd? Kunt u dit toelichten?2

Antwoord 4

Indien het een schakeltraject betreft dat instellingen zelf inkopen dan is de instelling hiervoor ook zelf verantwoordelijk. Wanneer het trajecten betreft die buiten de universiteit om worden aangeboden, dan betreft dit marktactiviteiten. In beide gevallen ga ik ervan uit dat indien de kwaliteit ondermaats is, dan wel de prijs te hoog, deze diensten niet meer worden afgenomen.

De instelling blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de toelating van studenten, ook als deze zijn geworven door een wervingsburau. Dit is conform de Gedragscode Internationale Student in het Hoger onderwijs3.

Vraag 5

Wat vindt u van de extreem hoge bedragen die internationale studenten aan wervingsbureaus moeten betalen voor een schakelprogramma?

Antwoord 5

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Zijn er bij u cijfers bekend van internationale studenten die via een wervingsbureau onderwijs of een schakelprogramma in Nederland volgen? Kunt u deze met de Kamer delen?

Antwoord 6

Nee, deze cijfers worden niet bijgehouden.

Vraag 7

Deelt u de mening van de AOb (Algemene Onderwijsbond) dat werving en selectie van internationale studenten een gevaar oplevert voor de kwaliteit van het onderwijs?4 Kunt u dit toelichten?

Antwoord 7

Nee, niet per definitie. Zoals ik in mijn visiebrief «Internationalisering in evenwicht» (Kamerstuk 22 452, nr. 59) schets, kunnen internationale studenten een waardevolle bijdrage leveren aan het Nederlandse hoger onderwijs, mits dit op een goede manier wordt aangepakt.

Vraag 8

Op welke wijze wordt er toezicht gehouden op wervingsbureaus als Oncampus, Study Group en Navitas?

Antwoord 8

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 9

Bent u bereid de activiteiten van deze wervingsbureaus op enige wijze aan banden te leggen?

Antwoord 9

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 10

Bent u bereid de Inspectie van het Onderwijs te vragen onderzoek te doen naar de toelating van internationale studenten via aanbieders van schakelprogramma’s? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

De toelating van (internationale) studenten is primair een verantwoordelijkheid van instellingen. Als ik signalen ontvang dat instellingen studenten toelaten die niet toelaatbaar zijn, kan dat aanleiding zijn om de Inspectie van het Onderwijs te vragen dit te onderzoeken. Uiteraard staat het de inspectie vrij om een dergelijk onderzoek zelf te entameren.

Naar boven