Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media over de gesprekken met de onderwijssector over het oplossen van het lerarentekort
(ingezonden 23 mei 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 24 juni
2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de brief die de Algemene Onderwijsbond (hierna, AOb) u heeft
doen toekomen op 21 mei 2019?1
Antwoord 1
In antwoord op de brief heb ik de AOb laten weten dat ik de zorgen van leraren erken.
De aanpak van het oplopende tekort is dan ook mijn topprioriteit. Leraren merken de
effecten direct als er geen leraar gevonden kan worden om te vervangen of om de formatie
voor komend jaar rond te krijgen.
Er is niet één oplossing voor het lerarentekort. Een pakket van maatregelen is nodig
om op korte en lange termijn te zorgen voor voldoende en goede leraren voor alle sectoren.
Zoals ik eerder in antwoord op Kamervragen heb gemeld, werken we sinds het najaar
van 2018 samen met vertegenwoordigers van schoolbesturen, schoolleiders, leraren,
opleidingen en gemeenten, zonder verschillen van opvatting weg te poetsen, aan het
gezamenlijke doel het tekort aan leraren aan te pakken.2
Aan de AOb heb ik laten weten dat ik niet ben ingegaan op de uitnodiging voor een
bilateraal gesprek voor de voorjaarsnota. Zolang deze niet naar de Kamer is gestuurd,
gaan leden van het kabinet niet in gesprek over de voorjaarsnota.
Vraag 2
Hoe duidt u de rol van deze vakbond in het oplossen van het lerarentekort?
Antwoord 2
Sinds de AOb zich eind vorig jaar heeft teruggetrokken uit het landelijke overleg,
heeft de AOb op bestuurlijk niveau geen rol bij de gezamenlijke aanpak van het lerarentekort.
Vraag 3
Met welke (sociale) partners voert u momenteel gesprekken over het oplossen van het
lerarentekort?
Antwoord 3
Partijen die deelnemen aan het landelijk overleg zijn de PO-Raad, VO raad, MBO Raad,
VH, VSNU, CNV, AVS en FvOv en vertegenwoordiging uit de G4. Het UWV en het Participatiefonds
zijn agendalid.
Vraag 4
Acht u met uw huidige gesprekspartners de sector afdoende vertegenwoordigd om tot
gedragen oplossingen te komen? Zo ja, hoe verhoudt dit zich uw inziens tot het feit
dat de AOb met 85.000 leden verreweg de meeste werknemers in de onderwijssector vertegenwoordigt?
Zo nee, op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat de toekomstige oplossingen voldoende
draagvlak hebben?
Antwoord 4
Zoals in eerder genoemde antwoorden op Kamervragen staat, werken we bij voorkeur samen
met zoveel mogelijk partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de aanpak van het
lerarentekort. Aan het landelijke overleg nemen dan ook vertegenwoordigers deel van
schoolbesturen, schoolleiders, leraren, opleidingen en gemeenten. Het is de keus van
de AOb geweest om niet langer deel te nemen aan het landelijke overleg. Met de andere
partijen zijn wij constructief verder gegaan met de aanpak.
Vraag 5
Deelt u de opvatting van de AOb en Onderwijsinspectie dat het onderwijs en de onderwijskwaliteit
onder druk staan als gevolg van het lerarentekort en de werkdruk?
Antwoord 5
Ja, die opvatting deel ik. Daarom heeft de aanpak van het lerarentekort ook de hoogste
prioriteit.
Vraag 6
Hoe duidt u de onrust in het onderwijsveld? En wat is uw reactie op de stelling van
de AOb dat bij het uitblijven van extra geld voor het onderwijs bij Voorjaarsnota,
zij zich genoodzaakt voelen over te gaan tot nieuwe acties?
Antwoord 6
Zoals in het antwoord op vraag 1 staat, kan ik mij de zorgen van leraren voorstellen.
De aanpak van het tekort is prioriteit en dit kabinet investeert dan ook in maatregelen
die bijdragen aan de aanpak van de tekorten.
Zoals in eerder genoemde antwoorden staat is extra geld alleen naar mijn mening niet
voldoende. Er is een plan van aanpak langs zes lijnen uitgewerkt, juist omdat het
tekort niet met een enkele maatregel is op te lossen. Bovendien functioneert de onderwijsarbeidsmarkt
in hoge mate regionaal. Daar zijn de partijen actief die verantwoordelijk zijn voor
het aanstellen en opleiden van leraren. Ik zet daarom in op een regionale aanpak van
het lerarentekort. Met de subsidieregeling voor de regionale aanpak wordt de samenwerking
in de regio ondersteund.
Het is natuurlijk een goed recht van de AOb om ervoor te kiezen actie te blijven voeren
voor nog meer extra geld. Wel constateer ik dat andere partijen een andere afweging
maken en constructief met elkaar en met ons samenwerken bij de aanpak van het lerarentekort.
Het pleidooi, ook van die partijen voor meer investeringen staat deze samenwerking
niet in de weg.
X Noot
2Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 885