Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de berichten «Enschedese zorgbureau Samen Sterk speelde bank voor familie en bekenden» en «Zorggeld lenen aan familie: het mag van de Twentse gemeenten» (ingezonden 14 mei 2019).

Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 19 juni 2019).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichten «Enschedese zorgbureau Samen Sterk speelde bank voor familie en bekenden» en «Zorggeld lenen aan familie: het mag van de Twentse gemeenten»?1 2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van de in bedoelde artikelen genoemde voorbeelden van zorgbedrijfjes die geld dat voor zorg is bestemd niet aan zorg besteden, maar aan familie en bekenden uitlenen voor zaken die niets met het verlenen van zorg te maken hebben?

Antwoord 2

Ik vind dit onwenselijk. Wat mij betreft richten zorgaanbieders zich op hun maatschappelijke doelstelling. Het verstrekken van leningen aan familie en bekenden valt daar mijns inziens niet onder.

Vraag 3

Heeft u zicht op hoe vaak zorgbedrijven geld uitlenen voor zaken die niet met de door hen te verlenen zorg te maken hebben? Zo nee, bent u dan bereid daarnaar onderzoek te doen verrichten?

Antwoord 3

Ik heb hier geen zicht op, maar ik heb geen reden om aan te nemen dat dit een gangbare praktijk is. Ik zie geen aanleiding om hier nu onderzoek naar te verrichten.

Vraag 4

Bent u het eens met de in bedoelde artikelen aangehaalde redenering van de betrokken gemeenten in kwestie, die neerkomt op «de wet verbiedt het niet, dus we kunnen er niks mee»? Of vindt u, net als vragensteller, dat alles wat de wet niet uitdrukkelijk verbiedt daarmee nog niet wenselijk is?

Antwoord 4

Ik vind dat iets dat niet verboden is, daarmee nog niet wenselijk is.

Vraag 5, 6 en 7

Gaat u achter gemeenten staan die in vergelijkbare gevallen besluiten niet met dergelijke zorgbedrijfjes in zee te gaan respectievelijk gaat u gemeenten daartoe aansporen?

Bent u indien nodig bereid gemeenten al dan niet via wetgeving te ondersteunen om in gevallen als hier aan de orde zorgbedrijfjes uit te sluiten van contracten? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Welke juridisch sluitende redenering kunnen gemeenten gebruiken om in gevallen als deze bedrijven uit te sluiten van contracten?

Bent u bereid extra actie te ondernemen teneinde controle en toezicht door dan wel namens gemeenten te verbeteren of bent u van mening dat daar geen aanleiding toe is?

Antwoord 5, 6 en 7

Gemeenten hebben binnen de Wmo 2015 al ruimte om kwaliteits- en toelatingscriteria te stellen. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk om de contracten met zorgaanbieders in te richten binnen de kaders van regelgeving. Sanctionering bij onbehoorlijk, niet-professioneel gedrag, nalatigheid of een onbehoorlijke bedrijfsvoering is hier een voorbeeld van. In deze casus heeft het samenwerkingsverband in de regio Twente, op advies van de gemeente Enschede na onderzoek naar het functioneren van de betreffende aanbieder, treffende maatregelen genomen. Het contract van de zorgaanbieder in kwestie is ontbonden. Ik zie derhalve vooralsnog geen aanleiding nadere acties uit te zetten.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Westerveld (GroenLinks), ingezonden 14 mei 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3102)

Naar boven