Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over de vergelijking van rechtsstelsels en de methode van het World Justice Project (ingezonden 28 mei 2019).

Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 juni 2019).

Vraag 1

Waarom heeft u beiden nu 1 serie vragen over hetzelfde onderwerp beantwoord? Wie gaat hier nu over?1

Vraag 2

Wat zijn uw bronnen geweest bij het beantwoorden van deze series Kamervragen? Is dat uitsluitend of vooral informatie geweest die door het World Justice Project aan u is verstrekt? Heeft u ook eigen onderzoek gedaan, of laten doen?

Vraag 3

Waar u eerst deed voorkomen alsof de ranglijst tot stand komt door een grote enquête onder duizend respondenten per land én het bevragen van nationale experts, erkent u nu dat de antwoorden van de respondenten niet of nauwelijks betrekking hebben op de staat van de rechtspraak en het dus uitsluitend of vooral de mening van de bevraagde experts is die bepalend is voor de ranglijst, klop dit?

Vraag 4

Klopt het voorts dat ongeveer 20 nationale experts worden bevraagd en dat de meeste van die namen openbaar worden? Hoe groot is dan de kans dat er stevige kritiek wordt geuit?

Vraag 5

Hoe representatief is het om stellige conclusies te trekken over de rechtspraak aan de hand van de bevindingen van deze kleine groep experts? Hoe kunnen de rechtsstelsels wereldwijd dan goed vergeleken worden teneinde tot een bruikbare ranglijst te komen?

Vraag 6

Kunt u vraag zeven van de vorige serie vragen alsnog volledig beantwoorden? Waarom antwoordde u stellig dat het bedrijf «YouGov» het onderzoek in Nederland heeft uitgevoerd, maar «YouGov» dit zelf ontkent, verwijst naar «Lightspeed», maar «Lightspeed» zelf van niks weet en «YouGov» uiteindelijk niet toestaat dat het eenvoudige antwoord op de vraag wie dit onderzoek heeft uitgevoerd gegeven mag worden? Hoe is het nu mogelijk dat er onduidelijkheid blijft bestaan over de vraag wie dit onderzoek in Nederland heeft uitgevoerd? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Waarom blijft dit schimmig?

Vraag 7

Erkent u nu dat het eigenlijk niet verantwoord is om met deze gebruikte methode en onduidelijkheid, stellige conclusies te trekken over de staat van de rechtsstaat in vergelijking met andere landen?

Vraag 8

Waarom blijft u zich in publieke uitingen steeds uitsluitend baseren op deze omstreden ranglijst van het World Justice Project als u meent dat er toch ook andere indicatoren zijn voor uw bewering dat de Nederlandse rechtspraak tot de wereldwijde top behoort?

Vraag 9

Kunt u nu erkennen dat uw eerste beantwoording van de Kamervragen, namelijk dat de ranglijst van het World Justice Project erop wijst dat de Nederlandse rechtsstaat goed scoort, dat YouGov tweejaarlijks in Nederland onderzoek uitvoert onder een representatieve groep inwoners, dat alle onderzochte landen dezelfde onderzoeksvragen krijgen, en dat u geen aanleiding heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het onderzoek, onder de maat is geweest?

Vraag 10

Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) van uw Kamer aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over de vergelijking van rechtsstelsel en de methode van het World Justice Project (ingezonden 28 mei 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Naar boven