Vragen van het lid Özütok (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het artikel «Vrouwen kunnen niet autorijden en dit is waarom» (ingezonden 5 april 2019).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 22 mei 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2477.

Vraag 1

Bent u er van op de hoogte dat beleid en producten vaak zijn ontwikkeld met de man als norm, waardoor het in de praktijk nadelig kan uitpakken voor vrouwen, zoals bijvoorbeeld naar voren komt in het artikel «Vrouwen kunnen niet autorijden en dit is waarom»?1

Antwoord 1

Ik ben op de hoogte van de conclusies uit het artikel «Vrouwen kunnen niet autorijden en dat is waarom».

Vraag 2

Deelt u de mening dat de «gender data gap», het gebrek aan goede gegevens over vrouwen, een probleem vormt omdat bij ontwikkeling van beleid en producten vaak de aanname wordt gedaan dat mannelijke behoeften universele behoeften zijn?

Antwoord 2

De «gender data gap», oftewel het gebrek aan goede gegevens over vrouwen in de gebruikte data voor de ontwikkeling van beleid en producten, vormt een probleem wanneer daardoor de effecten voor vrouwen en mannen verschillend zijn en de gelijkheid van vrouwen en mannen negatief beïnvloed wordt.

Om bij beleid en wet-of regelgeving rekening te houden met de effecten op gendergelijkheid, heb ik in het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) een nieuwe toets «effecten op gendergelijkheid» laten opnemen.2 Bij de ontwikkeling van nieuw beleid en wet- of regelgeving moet dus altijd nagedacht worden over mogelijke effecten op gendergelijkheid. Hiervoor zijn een aantal vragen opgenomen die beantwoord moeten worden.

Producenten zouden mijn inziens rekening moeten houden met verschillen tussen mannen en vrouwen, maar dit is niet iets waar de overheid over gaat. De overheid komt pas in beeld als zij bijvoorbeeld bij de beoordeling van de veiligheid van producten betrokken is. Ik verwijs op dit punt naar de beantwoording van de Kamervragen over dit onderwerp, door de Minister van IenW.

Bij de wetenschap die achter de producten zit, zie ik inderdaad dat er zeer zorgvuldig moet worden omgegaan met goede gegevens, zeker bij kunstmatige intelligentie. Het voorkomen van impliciete aannames in nieuwe technologieën is een opkomend onderzoeksthema is waar nog veel winst te behalen valt. Het is ook één van de drie hoofdthema’s van de Gender Summit die Nederland op 3 en 4 oktober organiseert.3

Daarnaast werkt het kabinet aan een kabinetsvisie Artificiële Intelligentie (AI) en publieke waarden waarin zal worden ingegaan op de kansen en risico’s van AI voor belangrijke publieke waarden en de beleidsmaatregelen om kansen te versterken en risico’s te adresseren, zoals toegezegd aan de Kamer toegezegd als reactie op het rapport «Opwaarderen. Borgen van publieke waarden in de digitale samenleving» van het Rathenau instituut.4 Het onderwerp data zal daarin behandeld worden.

Tot slot zijn er recent door de Europese Commissie ethische richtlijnen voor AI gepubliceerd, waar diversiteit expliciet als een voorwaarde wordt benoemd.5

Vraag 3

Deelt u de mening dat het goed zou zijn voor beleid en producten wanneer in de data, bij het testen van een toepassing, in het team dat de toepassing ontwikkelt vrouwen beter vertegenwoordigd zijn?

Antwoord 3

Ja. Zoals ik ook in de voortgangsrapportage Emancipatie6 en de wetenschapsbrief7 schrijf, komen divers samengestelde teams tot betere besluiten en tot betere resultaten. Als er geen sprake is van een evenwichtige verdeling, blijft belangrijk potentieel onbenut. Het zou goed zijn voor het beleid en producten wanneer in het team dat toepassingen ontwikkelt, vrouwen goed vertegenwoordigd zijn, maar het is geen «vrouwenprobleem». Mannen die zich bezig houden met beleid en producten zouden zich net zo goed bewust moeten zijn van het belang van diversiteit bij de ontwikkeling hiervan.

Vraag 4

Bent u op de hoogte van het onderzoek dat Atria heeft gedaan naar gendersensitief beleid in opdracht van de Kamer?

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5

Hoe zorgt de rijksoverheid dat data over vrouwen en het perspectief van vrouwen goed wordt meegenomen in de ontwikkeling van wet- en regelgeving?

Antwoord 5

Zie antwoord op vraag 2.

Vraag 6

Bent u van mening dat het toetsen van effecten op gendergelijkheid in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving hierbij voldoen?8 Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

De nieuwe toets van effecten op gendergelijkheid is begin dit jaar in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) opgenomen. Het is daarom nog te vroeg om te oordelen of deze manier van het perspectief van vrouwen expliciet meenemen voldoende is. Verder is deze nieuwe toets maar één van de instrumenten die de overheid inzet om gender in algemeen beleid mee te nemen.

Vraag 7

Bent u bereid de nieuwe Wet Digitale Overheid te laten toetsen op gendersensitiviteit en genderongelijkheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de resultaten van deze toets voor de plenaire behandeling in de Kamer toesturen?

Antwoord 7

Een nieuwe toets zoals u die vraagt op de Wet Digitale Overheid lijkt mij niet opportuun.

Voor wat betreft de effecten van het wetsvoorstel van de Wet Digitale Overheid op gendersensitiviteit en genderongelijkheid is (nog voor de invoering van de toets uit vraag 6) bij de voorbereiding van het wetsvoorstel een toets uitgevoerd op non-discriminatie en gelijke behandeling, waarmee ook op discriminatie naar geslacht. Dit als onderdeel van het reguliere toetsingskader terzake van voorgenomen regelgeving.

De Raad van State heeft op dit punt in haar advies over het voorstel voor de Wet Digitale Overheid niets opgemerkt.

Uw vraag heeft wel aanleiding gegeven de tekst van het voorstel van wet Digitale Overheid nogmaals kort op zijn taalkundige genderneutraliteit te screenen. Constatering is dat er met het wetsvoorstel op dit gebied niets aan de hand is. Taalkundig wordt bijvoorbeeld van een zelfstandig naamwoord de geslachtsvervoeging gebruikt die daarbij hoort. Daarom komt hij» voor in de tekst, dat betrekking heeft op «dienst».

Drie controles op mogelijke verschillende effecten tussen mannen en vrouwen acht ik voldoende. Ik zie al met al geen meerwaarde in een hernieuwde toets van de wet Digitale Overheid op gendersensitiviteit.

Naar boven