Vragen van het lid Markuszower (PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Zedenzaak van Brech bleef te vaak onopgemerkt» (ingezonden 24 augustus 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 oktober 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 27.

Vraag 1

Kent u het bericht «Zedenzaak van Brech bleef te vaak onopgemerkt»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de zaak Nicky Verstappen onder andere leert dat de Wet op Archiefbeheer, waardoor het openbaar ministerie (OM) verplicht dossiers na verloop van jaren moet vernietigen, de opsporing van criminelen tegenwerkt?

Antwoord 2

Op 1 april 2004 is de Wet op justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) in werking getreden. Op basis van artikel 4 lid 4 juncto artikel 39d Wjsg geldt sedertdien een vernietigingstermijn van strafvorderlijke en justitiële gegevens van 80 jaar voor vrijwel alle zedenzaken, waaronder die gericht zijn tegen minderjarigen. Dit geldt ook voor sepotbeslissingen. Dat houdt in dat deze gegevens en/of dossiers gedurende een periode van tachtig jaar beschikbaar blijven voor justitie ten behoeve van de rechtspleging.

Het onderzoek naar de dood van Nicky Verstappen betreft een lopend strafrechtelijk onderzoek, zodat ik niet kan ingaan op bijzonderheden van deze zaak. Ik merk slechts op dat het OM mij heeft bericht dat er geen aanwijzingen zijn dat in deze zaak de vernietigingstermijnen van strafvorderlijke gegevens (OM-dossiers) in de weg hebben gestaan aan de opsporing van deze verdachte.

Vraag 3

Bent u bereid deze wet zodanig te wijzigen dat dossiers van het OM altijd bewaard blijven zodat criminelen uit oude strafzaken niet door het vernietigen van dossiers vrijuit kunnen gaan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Gelet op de nu geldende termijnen, zoals aangegeven in het eerste deel van mijn antwoord op vraag 2, zie ik geen reden om de Wjsg aan te passen.


X Noot
1

AD, 23 augustus 2018

Naar boven