Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over bemoeienis vanuit Turkije met een slijter in Den Haag (ingezonden 3 april 2019).

Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 29 april 2019)

Vraag 1 en 2

Bent u bekend met berichtgeving over bemoeienis vanuit Turkije met een slijter in Den Haag?1 Wat is uw reactie hierop?

Wat vindt u van het optreden van de burgemeester van Konya in Turkije, die lid is van de AKP van president Erdogan, die zich in een brief tot Nederlandse autoriteiten richt met de oproep dat de slijter moet afzien van het gebruikmaken van een bepaalde naam voor een drank?

Antwoord 1 en 2

Het kabinet is bekend met de betreffende berichtgeving. In Nederland heeft iedereen de vrijheid om binnen de kaders van de wet zijn of haar mening te uiten. Die vrijheid geldt ook voor het kiezen van een productnaam. De Nederlandse ambassadeur in Turkije heeft dit in reactie op de brief van de burgermeester van Konya ook laten weten.

Vraag 3 en 4

Wat staat er nog meer in de brief? Kunt u dat openbaren?

Bent u bereid contact op te nemen met uw Turkse collega’s en er op aan te dringen dat gestopt wordt met deze onwenselijke bemoeienis? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3 en 4

De burgermeester van Konya licht in zijn brief aan de Nederlandse ambassadeur in Turkije toe dat de filosoof Rumi een belangrijk persoon is in de islamitische geschiedenis. Hij stelt dat de ideeën van Rumi nog steeds veel mensen aanspreken en noemt het onwenselijk dat Rumi wordt geassocieerd met alcohol. In het licht hiervan verzoekt de burgermeester van Konya de Nederlandse overheid om sensitief te zijn voor deze gevoeligheden en stelt de burgermeester dat hij van mening is dat de slijter de productie van drank met de naam Rumi moet staken.

Een kopie van de reactie van de Nederlandse ambassadeur in Turkije op deze brief, treft u als bijlage bij deze beantwoording2. Naar de mening van het kabinet is het Nederlandse standpunt met deze antwoordbrief voldoende helder verwoord.


X Noot
1

Telegraaf, 1 april 2019.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven