Vragen van het lid De Graaf (PVV) aan de Staatssecretaris en de Minister van Justitie en Veiligheid over uitspraken van de Raad van State inzake jihadisten (ingezonden 18 april 2019).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 24 april 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraken 201806107/1/V6 en 201806104/1/V6 van de Raad van State?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Weet u zeker dat beide jihadisten zich niet in Nederland bevinden? Zo nee, heeft u dan enig idee waar ze wel zijn? Zo ja, waar zijn ze?

Antwoord 2

Over individuele casussen doe ik geen uitspraak.

Vraag 3

Bent u bereid om ondanks deze uitspraak van de Raad van State te zorgen dat beide jihadisten nooit meer in Nederland zullen komen en als ze hier wel zijn, ze vast te zetten en na hun straf alsnog uit te zetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Momenteel onderzoekt de Staatssecretaris de uitspraak van de Raad van State om te bezien wat dit betekent voor deze en andere reeds genomen besluiten tot intrekking Nederlanderschap ingevolge art 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Indien onderkende uitreizigers terugkeren naar Nederland worden zij aangehouden, waarna de strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke opties grondig zullen worden onderzocht met inachtneming van alle feiten en omstandigheden. Het Openbaar Ministerie zal een vervolging starten indien het daartoe aanleiding ziet. Ten aanzien van personen die bij verstek veroordeeld zijn geldt dat zij, zodra zij terugkeren in Nederland, zullen worden gedetineerd ten behoeve van effectuering van hun straf. Na een onherroepelijke veroordeling wegens terroristische misdrijven is het mogelijk de nationaliteit in te trekken van personen met een dubbele nationaliteit op grond van art 14, tweede lid RWN. Na intrekking van het Nederlanderschap kan het terugkeerproces aangevangen worden.

Vraag 4

Wilt u deze vragen uiterlijk maandag 22 april a.s. beantwoorden?

Antwoord 4

Ja.

Naar boven