Vragen van de leden Aartsen en Lodders (beiden VVD) aan de Minister voor Basis- en
Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht dat journalisten aangifte moeten doen
(ingezonden 25 maart 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens
de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 19 april 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Adema en Vermast: «Journalisten moeten aangifte
kunnen doen»»?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat de bedreigingen aan het adres van journalisten van de regionale
omroep Omroep Flevoland zorgwekkend en zeer ongewenst zijn?
Antwoord 2
Ik ben het met u eens dat bedreiging van journalisten onacceptabel en onaanvaardbaar
is. Journalisten moeten hun werk in vrijheid en veiligheid kunnen doen. Zij verdienen,
net als iedere burger, bescherming tegen agressie en geweld, en in het bijzonder vanwege
de belangrijke rol die zij vervullen in het democratische proces van onze samenleving.
Vraag 3
Bent u bereid ervoor te zorgen dat het doen van aangifte makkelijker wordt gemaakt
voor journalisten? Zo ja, hoe bent u voornemens dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Vrije nieuwsgaring is essentieel in onze samenleving, ongeacht of dat op lokaal, regionaal
of nationaal niveau is. Bedreigingen en (gewelds)incidenten tegen journalisten zijn
onacceptabel. Een journalist die aangifte wil doen van een strafbaar feit, moet dat
in alle gevallen kunnen doen.
Naar aanleiding van het rapport «Een dreigend klimaat» is afgelopen zomer de Stuurgroep
Agressie en Geweld tegen Journalisten opgericht. In het akkoord dat de deelnemende
partijen, te weten de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), het Genootschap
van Hoofdredacteuren, de politie en het openbaar ministerie (OM), hebben gesloten,
zijn diverse maatregelen opgenomen om de positie van journalisten tegen geweld en
agressie te versterken. Maatregelen om het doen van aangifte te stimuleren, zijn onder
andere normstelling, standaardisering, mede namens het slachtoffer aangifte doen (als
werkgever/opdrachtgever) en het onderhouden van de contacten met politie en justitie
namens het slachtoffer.
Vraag 4
Wat is uw oordeel over het feit dat de politie heeft gezegd dat «bedreiging» te moeilijk
te bewijzen zou zijn?
Antwoord 4
Een journalist, of ieder ander, die aangifte wil doen van een strafbaar feit, moet
daar in alle gevallen de mogelijkheid toe hebben. Tijdens het aangiftegesprek kan
de politie echter met de aangever in gesprek gaan over de vraag of er sprake is van
een strafbaar feit en of aangifte het beste past bij de bedoeling van de aangever.
Uit dit gesprek kan blijken dat een ander middel geschikter is om het probleem op
te lossen dan een strafrechtelijke procedure. Tevens kan het de overtuiging van de
politie zijn dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om tot een succesvolle procedure
te komen. In deze gevallen wordt in ieder geval een melding van een incident, bedreiging
of geweld in de systemen geregistreerd.
Vraag 5
Bent u bereid maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat journalisten die bedreigd
worden, de hulp krijgen die nodig is zodat zij hun werk normaal kunnen blijven doen?
Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
In het akkoord zijn ook maatregelen opgenomen om journalisten te ondersteunen bij
bedreiging, zoals het opvangen van slachtoffers in de eigen organisatie door middel
van bijvoorbeeld psychische hulp of weerbaarheidstrainingen. Als er sprake is van
een concrete reële bedreiging, dan is justitie aan zet en kan het slachtoffer in noodzakelijke
gevallen via inschakeling door o.a. politie en OM (het stelsel bewaken en beveiligen)
beveiligd worden.
Deze en andere onderdelen van het akkoord worden verder uitgewerkt in het project
PersVeilig. Begin april is de website van het project met een meldpunt voor bedreigde
journalisten gelanceerd.
Per 1 april jl. geldt ook de nieuwe OM aanwijzing die het mogelijk maakt om hogere
straffen te eisen.