Vragen van de leden Lodders en Koerhuis (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën
en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Verplicht
sparen voor onderhoud appartement» (ingezonden 25 maart 2019).
Mededeling van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 15 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van Radar over het onderwerp «Verplicht sparen voor
onderhoud appartement»?1
Vraag 2
Wat vindt u van de situatie dat mensen verplicht zijn om binnen de Vereniging van
Eigenaren (VvE) jaarlijks een bedrag te sparen (0,5% van de nieuwbouwwaarde of conform
een vastgesteld onderhoudsplan) en zij over dit bedrag belasting in box 3 moeten betalen?
Vraag 3
Klopt het dat het gespaarde bedrag op de rekening van de VvE wel meetelt in het vermogen
box 3 en dat als de VvE een schuld aangaat deze niet aftrekbaar is? Wat vindt u van
deze ongelijke situatie?
Vraag 4
Kunt u aangeven waarom mensen het gespaarde vermogen binnen de VvE moeten betrekken
bij de aangifte box 3? Zijn er meerdere vergelijkbare voorbeelden?
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat het gespaarde vermogen van een lid van de VvE bij de verkoop
van het appartement of bij overlijden van het lid niet terug te vorderen is en dus
onderdeel blijft van de VvE? Zo ja, deelt u de mening dat het rechtvaardiger is om
het gespaarde vermogen van een VvE te betrekken bij box 1, waar de eigen woning wordt
belast? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Wat vindt u van de situatie dat er een verschil is in de belastingheffing tussen woningeigenaren
en woningeigenaren die lid zijn van een (verplicht gestelde) VvE?
Vraag 7
Ziet u mogelijkheden om aan de spaarverplichting voor een VvE een extra vrijstellingsruimte
te koppelen? Zo nee, wat is het verschil met andere extra vrijstellingsgronden binnen
box 3?
Vraag 8
Welke andere mogelijkheden zijn er om deze ongelijke situatie op te heffen?
Vraag 9
Klopt het dat sommige gemeenten de financiële positie van de VvE meenemen in de waardebepaling
(WOZ) van het complex? Zo ja, op basis van welke juridische grondslag kunnen gemeenten
de financiële positie van de VvE betrekken bij de WOZ-waardebepaling?
Kunt u in dat geval inzicht geven in de vraag op welke manier het vermogen betrokken
wordt bij de waardebepaling? Kunt u een overzicht geven welke gemeenten de financiële
positie van de VvE betrekken bij de WOZ-waarde? Zo nee, waarom niet en bent u bereid
een inventarisatie te maken?
Vraag 10
Deelt u de mening dat het betrekken van de financiële positie van de VvE bij de waardebepaling
van een object zeer onwenselijk is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen om dit te voorkomen?
Vraag 11
Zijn er nog andere belastingen of heffingen die gebruik maken van de financiële positie
van de VvE deze meenemen? Zo ja, welke?
Vraag 12
Wat vindt u van de stapeling van belasting (vermogensrendementsheffing en in sommige
gemeenten een hogere ozb) over het vermogen van de VvE voor leden van de VvE?
Vraag 13
Deelt u de zorg dat het betrekken van het gespaarde vermogen bij belastingheffing
in box 3 kan leiden tot een tegenovergesteld doel, namelijk minder sparen zodat er
minder belasting betaald hoeft te worden met alle gevolgen van dien? Hoe kijkt u tegen
dit risico aan?
Vraag 14
Heeft u signalen ontvangen van VvE's of leden van VvE's die deze of vergelijkbare
problematiek aan de orde stellen? Zo ja, welke signalen zijn dat en wat heeft u met
deze signalen gedaan?
Vraag 15
Zijn er bij u signalen bekend dat mensen in de problemen zijn gekomen omdat het «gespaarde»
vermogen in de VvE wordt meegerekend in box 3 terwijl mensen niet beschikken over
dit bedrag? Zo ja, wat heeft u met deze signalen gedaan?
Vraag 16
Klopt het dat 1,2 miljoen huishoudens via het eigendom van een appartement lid zijn
van een VvE?
Vraag 17
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Mededeling
Hiermee deel ik u mee, dat de aan mij en de Staatssecretaris van Financiën gestelde
vragen van de leden Lodders en Koerhuis (beiden VVD) over het bericht «Verplicht sparen
voor onderhoud appartement» (ingezonden 25 maart 2019) met kenmerk 2019Z05745 niet binnen de termijn van drie weken kunnen worden beantwoord.
Voor de beantwoording van de vragen is als gevolg van de benodigde interdepartementale
afstemming meer tijd nodig. Uw Kamer ontvangt de antwoorden van de vragen zo spoedig
mogelijk.