Vragen van de leden Ploumen (PvdA) en Ellemeet (GroenLinks) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht waarin Minister Bruins aangeeft dat vruchtbaarheidsbehandelingen voor alleenstaanden en lesbische vrouwen tijdelijk toch vergoed wordt (ingezonden 14 maart 2019).

Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 9 april 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2119.

Vraag 1

Waarom kiest u er niet voor om lesbische en alleenstaande vrouwen nu direct duidelijkheid te geven en neemt u niet het besluit om kunstmatige inseminatie structureel te vergoeden?1

Antwoord 1

Zoals reeds in mijn brief van 13 maart2 is aangegeven kan vergoeding van deze behandeling zonder medische indicatie niet vanuit de Zorgverzekeringswet plaatsvinden. Een verbreding van het verzekerde pakket met behandelingen zonder medische indicatie zet de solidariteit en kwaliteit van het zorgstelsel onder druk. Daarnaast heeft een verbreding van het verzekerde pakket voor behandeling waarvoor een medische indicatie ontbreekt, tot gevolg dat de zorgkosten zullen stijgen. Deze kwestie maakt wel duidelijk dat de vraag beantwoord moet worden of (en zo ja, hoe) de overheid een rol heeft in het financieren van vruchtbaarheidsbehandelingen, terwijl een medische indicatie ontbreekt. Het is van belang om meer tijd te nemen voor deze afweging, omdat ook dit vraagstuk raakt aan de kern van de solidariteit van ons stelsel.

Vraag 2

Welke aanvullende informatie heeft u eerst nog nodig voordat u dit besluit kunt nemen?

Antwoord 2

Ik vind het van belang om in gezamenlijkheid met de andere leden van het kabinet het bovenstaande vraagstuk van nadere uitwerking en argumentatie te voorzien, om daarover rond de zomer een afgewogen besluit te kunnen nemen. Bij dit vraagstuk worden in ieder geval de medische (kwaliteit), ethische, sociale, financiële- en uitvoeringstechnische invalshoeken betrokken.

Vraag 3

Kunt u aangeven welke overwegingen een rol spelen bij het al dan niet vergoeden van IVF-draagmoederschap behandelingen voor mannenparen?

Antwoord 3

In mijn eerdere beantwoording van Kamervragen van mevrouw Bergkamp, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, omtrent het Zorginstituut-advies over financiering van hoogtechnologisch draagmoederschap3 heb ik reeds aangegeven welke overwegingen vanuit de Zorgverzekeringswet een rol spelen in dit vraagstuk. Uit het advies van het Zorginstituut blijkt dat vergoeding van ivf-draagmoederschap zonder medische indicatie vanuit de Zvw niet aan de orde is. In mijn brief van 13 maart4 heb ik aangegeven dat het bredere vraagstuk – namelijk welke rol de overheid heeft in het financieren van vruchtbaarheidsbehandelingen voor het vervullen van een kinderwens waarbij een medische noodzaak ontbreekt – ook betrekking heeft op de vergoeding van ivf-draagmoederschap voor mannenparen. Uit de discussie die hierover wordt gevoerd, zullen de overwegingen die hierbij een rol spelen naar voren komen.

Vraag 4

Op welke wijze informeert en betrekt u de Kamer bij de besluiten die u uiterlijk deze zomer gaat nemen?

Antwoord 4

De Tweede Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd over de voornemens van het kabinet omtrent de rol van de overheid in de financiering van vruchtbaarheidsbehandelingen in geval een beroep wordt gedaan op de zorg voor het vervullen van een kinderwens, terwijl een medische noodzaak ontbreekt.

Vraag 5

Kunt u toezeggen dat nooit meer vrouwen tijdens een afspraak van al een geplande behandeling worden geconfronteerd met een besluit dat deze ineens niet meer wordt vergoed? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Het kan ook bij andere typen behandelingen of medische zorg zo zijn dat zorgprofessionals behandelkosten bij de zorgverzekeraar declareren, terwijl de betreffende verzekerde om uiteenlopende redenen niet in aanmerking komt voor een behandeling. Zorgverzekeraars hebben in het Zvw-stelsel de taak om te controleren op doelmatigheid en rechtmatigheid (waaronder het medische indicatievereiste).


X Noot
2

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 122

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1055

X Noot
4

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 122

Naar boven