Vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Minister voor Rechtsbescherming
over illegale gokzuilen (ingezonden 5 maart 2019).
Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 27 maart 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «In heel Nederland is er geen winkelstraat waar niet illegaal gegokt
wordt»?1
Vraag 2
Herkent u de observaties uit het bericht dat door het hele land via gokzuilen, voornamelijk
in Turkse thee- en koffiehuizen, illegaal op sportwedstrijden wordt gewed en dat hier
miljoenen in omgaan? Herkent u tevens de schatting dat momenteel zo’n vijftig bookmakers
actief zijn in Nederland? Zo nee, hoe hoog schat u het aantal bookmakers in?
Vraag 3
Heeft u redenen om aan te nemen dat verschuivingen hebben plaatsgevonden ten opzichte
van het onderzoek uit 2015, waarin werd gesproken van ruim 800 plekken waar illegale
gokzuilen werden gerund en een jaarlijkse omzet van ongeveer 40 miljoen euro?2 Zo ja, hoe schat u deze cijfers nu in?
Vraag 4
Kunt u een nadere uitsplitsing geven van de 84 uitgevoerde onderzoeken en 17 sancties
die sinds 2015 door de Kansspelautoriteit (Ksa) zijn uitgevoerd? Zijn hierbij ook
bookmakers onderzocht en/of gesanctioneerd?
Vraag 5
Wat wordt momenteel gedaan om specifiek de bookmakers aan te pakken? Deelt u de mening
dat de aanpak van deze groep cruciaal is in de bestrijding van illegale gokzuilen?
Ziet u mogelijkheden de opsporing en aanpak van deze groep te intensiveren?
Vraag 6
Deelt u de verbazing over de grote verschillen in aanpak van aanbieders van illegaal
gokken per gemeente? Kunt u deze verschillen verklaren? Wat gebeurt er in Den Haag
en Rotterdam wat nog niet in andere gemeenten gebeurt?
Vraag 7
Is inmiddels bij alle gemeenten de wegwijzer speelautomaten expliciet onder de aandacht
gebracht?3 Zo nee, bent u bereid deze, al dan niet in samenwerking met de Ksa, alsnog onder
de aandacht te brengen?
Vraag 8
Bent u bereid met Ksa en gemeenten in gesprek te gaan om te onderzoeken wat mogelijke
knelpunten zijn in het optreden tegen aanbieders door Ksa en gemeente en hoe deze
voorkomen kunnen worden? Bent u bereid daarbij ook te bezien of gemeenten afdoende
mogelijkheden ervaren voor het doen van Bibob-toetsen bij twijfelachtige ondernemingen?
Ziet u verder aanleiding om te komen tot een meer gecoördineerde samenwerking tussen
ministerie, Ksa en gemeenten om zo tot een evenwichtiger aanpak te komen?
Vraag 9
Ziet u ook mogelijkheid om in deze gesprekken aandacht te vragen voor de informatiepositie
van de Ksa, die aangeeft meer geïnformeerd te willen worden door gemeenten over de
uitkomsten van hun onderzoek, zodat de Ksa in de toekomst cijfers paraat heeft over
het aantal zaken waarbij gemeenten maatregelen hebben genomen?
Vraag 10
Bent u bereid om, met oog op de landelijke omvang van het probleem, ook nadrukkelijk
kleine en middelgrote gemeenten te betrekken bij deze gesprekken?
Vraag 11
Deelt u de mening dat deze casus aantoont dat de Ksa, met dertien handhavers, over
onvoldoende capaciteit beschikt om de volledige gokbranche te monitoren en dat dus
structureel meer capaciteit moet worden vrijgemaakt, zeker met oog op de recent aangenomen
wetgeving? Is de financieringssystematiek voor de handhavende taken van de Ksa passend
wat de regering betreft?
Vraag 12
Ziet u mogelijkheden om het instrumentarium wat de Ksa tot haar beschikking heeft
te vergroten, zodat zij minder afhankelijk is van andere partijen in haar handhavende
taak?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie)
van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over illegale gokzuilen (ingezonden
5 maart 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien
nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.