Vragen van de leden Bergkamp, Sjoerdsma en Van Weyenberg (allen D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over vrouwelijke ondernemers (ingezonden 18 februari 2019).

Mededeling van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 18 maart 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten «Investeringsfondsen stappen zelden in start-ups van vrouwen» en «Heb je deze startup echt helemaal zelf opgebouwd»?1

Vraag 2

Herkent u de uitkomsten van het onderzoek van Eva de Mol van de Vrije Universiteit en investeerder Janneke Niessen dat slechts 1,6% van de start-ups onder leiding stond van een vrouw? Welk aandeel van de start-ups wordt geleid door vrouwen met een migratieachtergrond?

Vraag 3

Wat vindt u daarvan?

Vraag 4

Deelt u de analyse dat dit wijst op een enorme onderbenutting van hele goede ondernemers?

Vraag 5

Wat kunnen redenen zijn dat er zo weinig vrouwen aan het hoofd van een start-up staan?

Vraag 6

Zou een mogelijke oorzaak kunnen zijn dat vrouwen minder toegang hebben tot kredietverlening?2

Vraag 7

Zijn er cijfers beschikbaar over verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke ondernemers? Zijn er cijfers beschikbaar over het aandeel vrouwen met een migratieachtergrond met een start-up?

Vraag 8

Klopt het dat vrouwen in Nederland minder gemakkelijk krediet kunnen krijgen om een bedrijf te starten dan mannen? Zijn daar cijfers over beschikbaar? Hoe is dat voor vrouwen met een migratieachtergrond?

Vraag 9

Zijn er institutionele factoren in de kredietverlening die voor achterstand voor vrouwelijke ondernemers zorgen, of gaat het vooral om onbewuste vooroordelen, of seksisme, of cultuur?

Vraag 10

Hoe kijkt u naar de uitkomsten van Zweeds onderzoek, waaruit blijkt dat vooral taalgebruik bepalend is? Dat twee derde van de vragen die vrouwelijke ondernemers kregen, ging over de kans op een tegenvaller, terwijl twee derde van de vragen aan mannen de kans op succes behandelden? Zou dit ook in Nederland een rol kunnen spelen?3

Vraag 11

Zou het kunnen dat de oorzaak ligt in de directiesamenstelling van investeringsfondsen?

Vraag 12

Zou u bereid zijn nader onderzoek te doen, aangezien het eerder genoemde onderzoek nog geen zicht geeft op het aantal aanvragen voor financiering en het aantal afwijzingen?4

Vraag 13

Wat doen andere landen om meer gelijkheid te bevorderen tussen mannen en vrouwen op het gebied van kredietverlening, maar ook bij het ondernemen?

Vraag 14

Wat zijn mogelijkheden in Nederland om vrouwen meer te stimuleren bij ondernemerschap en betere toegang tot financiering te bevorderen?

Vraag 15

Wat zijn de opbrengsten van de rondetafel over het geringe aantal investeringen in vrouwelijke start-ups van 13 februari 2019?

Vraag 16

Hoe kijkt u naar de oproep van prins Constantijn om weg te blijven uit investeringscommissie waar geen vrouwen in zitten?5

Vraag 17

Deelt u de analyse dat het bij het bevorderen van vrouwen in de top van het bedrijfsleven niet alleen meer gaat om vrouwen, maar dat ook andere groepen die op dit moment ondervertegenwoordigd zijn, zullen volgen als de top van het bedrijfsleven meer divers wordt?6

Mededeling

Op 18 februari jongstleden hebben de leden Bergkamp, Sjoerdsma en Van Weyenberg (allen D66) van uw Kamer schriftelijke vragen (2019Z03128) gesteld over vrouwelijke ondernemers.

Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk, omdat we wachten op een nieuw onderzoek van StartupDelta, dat nieuwe cijfers zal bevatten over vrouwelijke ondernemers. Ik zal de vragen van de leden Bergkamp, Sjoerdsma en Van Weyenberg (allen D66) binnen de daarvoor geldende termijn van 6 weken beantwoorden.

Naar boven