Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het niet goed aansluiten van strafmaxima bij delicten omtrent het nalaten van hulpverlening bij levensgevaar (ingezonden 20 februari 2019).

Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 maart 2019).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving omtrent de zaak van de vorig jaar overleden Rotterdamse tiener Orlando, een zaak die laat zien hoe in dit soort gevallen de strafmaxima in het strafrecht wellicht niet helemaal goed op elkaar aansluiten?1 2

Vraag 2

Bent u van mening dat het terecht is dat het nalaten van het verlenen van hulp aan iemand die in direct levensgevaar verkeert, wanneer de dood daarop volgt, niet als misdrijf wordt aangemerkt, maar slechts als overtreding? Acht u dit voor alle denkbare gevallen wenselijk? Zo ja, waarom?

Vraag 3

Vindt u dat het grote verschil in strafmaat tussen artikel 450 Wetboek van Strafrecht (Sr.) (nalaten hulpverlening bij levensgevaar) en artikel 307 Sr. (dood door schuld), te rechtvaardigen is? Zo ja, waarom?

Vraag 4

Geeft de strafmaat van maximaal drie maanden hechtenis van artikel 450 Sr. op dit moment wel voldoende ruimte aan de strafrechter om in concrete gevallen een passende straf op te leggen? Zo ja, waar baseert u dit op? Zo nee, bent u bereid om te overwegen of de strafmaat van artikel 450 Sr. niet verhoogd zou moeten worden?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het niet goed aansluiten van strafmaxima bij delicten omtrent het nalaten van hulpverlening bij levensgevaar (ingezonden 20 februari 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Naar boven