Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brand in de serviceflat Oranjeparkflat (ingezonden 18 januari 2019).

Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 8 maart 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1412.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «100-jarige flatbewoonster overlijdt bij brand»?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met dit bericht.

Vraag 2

Wilt u de Kamer op de hoogte stellen van de resultaten van het onderzoek dat naar aanleiding van het ongeval in kwestie plaatsvindt als ook van eventuele algemene de brandveiligheid in woonvormen als deze betreffende conclusies uit dat onderzoek?

Antwoord 2

Er is door de politie en brandweer van de gemeente Soest onderzoek gedaan naar de toedracht van deze brand. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de toedracht van de brand te wijten is aan een noodlottig ongeval. Tevens blijkt uit het onderzoek dat de brandveiligheid van de locatie op orde was.

Vraag 3

Hoe is het toezicht op de brandveiligheid van serviceflats, zorgcentra, verpleeghuizen en vergelijkbare woonvormen nu geregeld? Is een en ander op een dusdanige wijze vormgegeven dat op één centraal punt inzicht bestaat in incidenten, ongevallen als ook oorzaken daarvan, zodat daaruit conclusies met betrekking tot het aanpassen van regelgeving en dergelijke kunnen worden getrokken?

Antwoord 3

Volgens de Woningwet zijn de vereisten voor brandveiligheidsvoorzieningen van het gebouw onder andere afhankelijk van de gebruikersfunctie van dat gebouw. De verantwoordelijkheid voor de bouwkundige staat van een gebouw, waaronder de bouwkundige brandveiligheid, is op grond van de Woningwet primair belegd is bij de eigenaar van het gebouw.

Voor een gezondheidszorgvoorziening met 24 uurszorg (met gebruiksvergunnings-plicht) geldt aanvullend daarop dat de bestuurder van de zorginstelling als gebruiker zelf de primaire verantwoordelijkheid draagt voor een brandveilig gebruik van het gebouw en voor de veiligheid van patiënten en cliënten waaraan zorg en huisvesting wordt verleend en hun bezoekers.

Voor de eigen woningen en woonvoorzieningen voor senioren is naast de gebouw-eigenaar (die verantwoordelijk is voor brandwerende muurscheidingen in en tussen de woningen) de bewoner zelf primair verantwoordelijk voor een veilige thuissituatie en het brandveilig gebruik van de eigen woning.

De gemeente waarin de eigen woning en/of zorglocatie gehuisvest is, heeft een eerstelijns toezichthoudende taak op de naleving van de bouwregelgeving, waaronder de voorschriften voor de bouwkundige brandveiligheid en de eisen voor brandveilig gebruik. Bij overtreding van de voorschriften of als er gevaar dreigt te ontstaan kunnen B&W in die gevallen handhavend optreden. De rol van mijn inspectie als toezichthouder is in de beantwoording van vraag 4 opgenomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is in overleg met de betrokken brancheorganisaties om na te gaan hoe de voorschriften voor de woonfunctie voor zorg op een betere wijze vormgegeven kunnen worden. Met hen gaat de Minister van BZK ook in gesprek over het afstemmen van vluchtroutes voor minder-zelfredzamen zoals beschreven in de door uw Kamer aangenomen motie van het lid Krol (50Plus) van 12 november 2018 (Kamerstuk 35 000VII nr.70). Na afronding van deze gesprekken en op basis van de uitkomsten van het door Arcadis ingestelde onderzoek naar de gebruikersfunctie voor seniorenwoningen bepaalt de Minister van BZK of verdere aanpassing van de regelgeving nodig is.

Vraag 4

Hebben eerdere vergelijkbare incidenten, zoals in Rotterdam2 en Culemborg3 in december 2018 en in Vianen in oktober 20184 geleid tot wijzigingen van veiligheidsmaatregelen of inspectiemethoden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Omdat ik een brandveilige omgeving in intramurale zorgvoorzieningen belangrijk vind, ondersteun ik bestuurders van zorginstellingen bij het op orde brengen en houden van de brandveiligheid. In dat kader verwijs ik naar mijn met de gezamenlijke koepels in gang gezette landelijke programma «Naar een betere brandveiligheid in de zorg». Binnen het kader van dit programma is met Brandweer Nederland een samenwerkingsverband tot stand gekomen (Geen nood bij brand), gericht op het realiseren van een model van risicogestuurde brandveiligheid. Dit model is nu opgeleverd (Brandwijzer). Onderdeel van dit model is het vaststellen van risicoprofielen van cliënten voor brandveiligheid. Een risicoprofiel is een combinatie van verschillende risicofactoren die aangeeft hoe hoog de kans is op een gebeurtenis en wat de impact daarvan is. Met deze risicoprofielen kan de instelling invulling geven aan een brandveilige omgeving op de betreffende locatie.

In aanvulling op het antwoord op vraag 3, is relevant dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) extra aandacht gaat besteden aan brandveiligheid in haar toezicht. De IGJ zal de zorgaanbieders die intramurale zorg aanbieden in haar toezicht vragen om in hun risico-inventarisatie en evaluatie ook nadrukkelijk aandacht te besteden aan de brandveiligheid van het gebouw, gelet op de risicoprofielen van de populatie waaraan ze zorg bieden. Daar waar zorgaanbieders hier nog geen (of onvoldoende) aandacht voor hebben, kan het zojuist genoemde model «Brandwijzer» hierbij helpen. De IGJ geeft haar toezicht hierop verder vorm door brandveiligheid als onderwerp in het regulier toezicht op te nemen en neemt de lessen uit eerdere incidenten daarin mee.

Naar boven