Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over de extra tonnen voor de vertrekregeling van de Belastingdienst (ingezonden 17 januari 2019).

Mededeling van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 15 februari 2019).

Vraag 1

Sinds wanneer bent u op de hoogte dat er grote extra uitgaven aan de vertrekregeling aankwamen voor de Belastingdienst?1

Vraag 2

Wanneer is het beroep bij De Centrale Raad van Beroep (CRvB) aangespannen door betreffende medewerkers?

Vraag 3

Kunt u aangeven waarom u de Kamer niet op de hoogte heeft gebracht van deze procedure en de mogelijkheid van hogere kosten van de omstreden vertrekregeling?

Vraag 4

Welke mogelijke extra kosten en/of boetes zijn nog mogelijk omdat er procedures omtrent de vertrekregeling lopen? Kunt u hiervan een overzicht aan de Kamer sturen?

Vraag 5

Op welke gronden heeft u aanvankelijk de in het gelijkgestelde medewerkers afgewezen voor de vertrekregeling en op welke gronden kunnen zij er toch aanspraak op maken? Kunt u een analyse naar de Kamer sturen?

Vraag 6

Kunt u aangeven hoeveel mensen onder de vertrekregeling vallen en hoeveel mensen er zijn afgewezen? Zijn er gelijkluidende gronden van afwijzing die juridisch nog kunnen worden aangevochten?

Vraag 7

Welke analyse hebben de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën gemaakt over het debacle met de vertrekregeling? Is het in de toekomst nog mogelijk dat u en de Kamer voor een voldongen feit komen te staan aangaande een verregaande vertrekregeling?

Vraag 8

Erkent u dat het funest voor het vertrouwen in de Belastingdienst is als enerzijds de permanente boodschap is dat de boel nog lang niet op orde is en er tegelijkertijd berichten naar buiten komen over al maar duurder wordende vertrekregelingen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 9

Kunt u aangeven hoe de extra kosten gedekt zijn?

Mededeling

De schriftelijke vragen van het lid Leijten (SP) over «de extra tonnen voor de vertrekregeling van de Belastingdienst» zoals gesteld op 17 januari 2019 kunnen met het oog op zorgvuldige en volledige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord worden. Het streven is om de antwoorden uiterlijk eind maart 2019 aan uw Kamer te sturen.

Naar boven