Vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie
en Veiligheid over het nieuwe bekostigingssysteem van het Openbaar Ministerie (ingezonden
8 januari 2019).
Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 31 januari
2019).
Vraag 1
Herinnert u zich uw brief van 21 december 2018 over het bekostigingssysteem van het
Openbaar Ministerie (OM)?1
Vraag 2
Hoe ziet het bekostigingssysteem van het OM er per 1-1-2019 precies uit? Kunt u deze
beschrijven en uitsplitsen per werkomgeving binnen het OM? Bent u bereid deze systematiek
met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Welk percentage van het nieuwe bekostigingssysteem is productiegerelateerd? Welk deel
is lumpsum gefinancierd? Kunt u dit uitsplitsen per werkomgeving binnen het OM?
Vraag 4
Op welke manier zijn innovatiekosten (kosten verbonden met het laten ontwerpen, bouwen
en implementeren van (proces)verbeteringen, zoals maar niet uitsluitend nieuwe ICT-systemen)
gefinancierd? Deelt u de mening dat het voor de hand ligt innovatiekosten buiten de
productiegerelateerde bijdrage aan het OM te laten? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Ligt aan de productiegerelateerde bekostiging van het OM het PMJ-model (Prognosemodel
Justitiële Ketens) ten grondslag? Zo ja, hoe houdt u dan rekening met het gegeven
dat strafzaken steeds bewerkelijker worden? Wat zijn de financiële gevolgen voor het
OM als het aantal strafzaken afneemt, maar deze wel (relatief) meer werk vragen?
Vraag 6
Ligt aan de nieuwe bekostigingssystematiek een tijdbestedingsonderzoek bij het OM
ten grondslag? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de uitkomsten van dat onderzoek
te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Op welke wijze wordt rekening gehouden met overwerk door medewerkers van het OM?
Vraag 8
Indien er een tijdbestedingsonderzoek is uitgevoerd, is dit dan gedaan onder alle
groepen medewerkers van het OM? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog te laten
doen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Indien er geen tijdbestedingsonderzoek is gedaan, op welke wijze komen dan de prijzen
tot stand? Op welke wijze heeft u daarbij rekening gehouden met de kwaliteit die het
OM moet kunnen leveren?
Vraag 10
Vindt u het systeem van prijsafspraken voor een periode van drie jaar passend bij
een tijd waarin de samenleving snel verandert en afspraken dus snel kunnen verouderen?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 11
Op welke wijze is precies rekening gehouden met de ervaringen in de rechtspraak? Op
welke wijze is rekening gehouden met het rapport van de heer Van de Berg van 6 september
2018 over de financiering van de rechtspraak?2
Vraag 12
Bent u bereid na afloop van het «proefjaar» 2019 een evaluatie uit te voeren van het
nieuwe bekostigingssysteem van het OM? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daarin
ook de ervaring van de medewerkers van het OM (officieren van justitie en ondersteunde
medewerkers) mee te nemen?
Vraag 13
Hoe actueel vindt u de verwijzing naar de Commissie Van Egten uit 2010, gelet op de
veranderende opvattingen over prestatiebekostiging?
Vraag 14
Op welke manier draagt het nieuwe financieringsmodel van het OM eraan bij dat de bekostigingssystemen
in de strafrechtketen beter op elkaar aansluiten? Op welke manier gaat u controleren
dat dit ook daadwerkelijk het beoogde effect heeft? Welke indicatoren hanteert u daarbij?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Groothuizen (D66)
en Van Dam (CDA) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het
nieuwe bekostigingssysteem van het Openbaar Ministerie (ingezonden 8 januari 2019)
niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet
alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden
X Noot
22018D54658, Advies over verbetering van het bekostigingssysteem van de rechtspraak.