Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over
het bericht «Het rommelt in de straffabrieken van het OM» (ingezonden 5 december 2018).
Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 januari
2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek uit het NRC-artikel, waaruit blijkt dat het
openbaar ministerie (OM) onterecht straffen uitdeelt? Zo ja, bent u geschrokken door
dit nieuws?1
Vraag 2
Kloppen de genoemde cijfers in het NRC-artikel wat betreft het aantal zaken dat is
afgedaan met een strafbeschikking waarbij de schuld van een verdachte niet adequaat
is vastgesteld? Hoe verklaart u deze aantallen?
Vraag 3
Wat is uw reactie op de in het NRC-artikel genoemde casussen, waaruit blijkt dat er
soms straffen voor het verkeerde feit zijn opgelegd door het OM? Hoe heeft dit kunnen
gebeuren en vindt u dit acceptabel?
Vraag 4
Is het u bekend in hoeveel gevallen, sinds het begin van het werken met de strafbeschikking,
de schuld van een verdachte niet adequaat is vastgesteld door het OM of zelfs straffen
zijn opgelegd voor het verkeerde feit? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het? Zo nee,
bent u bereid dit te onderzoeken?
Vraag 5
Wat vindt u van de stellingname dat het OM zich verdedigt met de argumentatie dat
er niet per se sprake is van een onterechte bestraffing maar dat de gegevens van het
NRC slechts aangeven dat er over een bepaalde zaak ook anders gedacht zou kunnen worden?
Vindt u deze werkwijze wenselijk en getuigen van voldoende zorgvuldigheid? Zo ja,
waarom? Zo nee, wat gaat u hier tegen doen?
Vraag 6
Klopt het, dat er soms geen dossiers worden bijgehouden door het OM en het bewijs
waarop de strafbeschikking is gebaseerd, dus niet is terug te vinden? Zo ja, vindt
u dit ook uitermate zorgelijk? Zo nee, waarom wordt dit dan toch geschreven in het
reeds aangehaalde NRC-artikel?
Vraag 7
Klopt het, dat als een strafbeschikking aan de rechter wordt voorgelegd, de rechter
uiteindelijk maar in een derde van de gevallen de straf handhaaft die het OM had opgelegd?
Wat vindt u van deze cijfers? Rechtvaardigen deze cijfers een onafhankelijk onderzoek
naar het omgaan met de strafbeschikking door het OM? Zo ja, wanneer kunnen wij dit
onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Klopt het, dat er strafbeschikkingen worden uitgedeeld zonder motivering? Acht u dit
in lijn met de eisen van zorgvuldigheid die men mag verwachten bij een dusdanig verstrekkend
middel? Zo ja, waarom?
Vraag 9
Klopt het, dat twee parketten in 2016 en 2017 dusdanig grote achterstanden hadden
dat officieren van justitie samen met de rechtbanken zogenoemde «veegzittingen» organiseerden
teneinde het OM in tientallen zaken niet-ontvankelijk te verklaren? Wat vindt u van
deze gang van zaken?
Vraag 10
Bent u bereid te kijken naar de leesbaarheid en de duidelijkheid van de brieven die
het Centraal Justitieel Incassobureau verstuurd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 11
Bent u bereid, in ieder geval tot er orde op zaken is gesteld, er voor te zorgen dat
gestopt wordt met het opleggen van strafbeschikkingen door het OM? Zo nee, waarom
niet?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) van
uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Het rommelt
in de straffabrieken van het OM» (ingezonden 5 december 2018) niet binnen de gebruikelijke
termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is
ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.