Vragen van het lid Van Oosten (VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Loverboys maken jonge meisjes binnen een dag prostituee» (ingezonden 1 november 2018).

Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 december 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 748.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van dit bericht op de website van de RTL Nieuws (d.d. 27 oktober 2018)?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welke mogelijkheden ziet u om de drempel voor meisjes te verlagen teneinde aangifte te durven doen van uitbuiting door pooiers?

Antwoord 2

Er zijn hiervoor verschillende initiatieven. In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 juni jl.1 is reeds gemeld dat de politie met een pilot zal starten om de aangiftebereidheid van minderjarige, Nederlandse slachtoffers van seksuele uitbuiting (mensenhandel) te verhogen, de kans op secundaire victimisatie in het strafproces te verkleinen en de pakkans van mensenhandelaren te vergroten. Dit mede naar aanleiding van het CKM rapport «Aangifte doe je niet». De politie zal in de nog te starten proeftuin «Aangiftebereidheid» onderzoeken of het horen door een psycholoog de drempel om aangifte te doen kan verlagen. Ook zal de politie onderzoeken of het toekennen van een hulpverlener direct na het eerste contact met het slachtoffer, effect heeft op het doen van aangifte. De persoonlijke begeleider blijft het slachtoffer gedurende het hele proces, inclusief het strafrechtproces, begeleiden. Mogelijk worden hierdoor meer en kwalitatief betere aangiften verkregen. Ook kan de persoonlijke begeleider het slachtoffer voorlichten over het verloop van het proces, van het informatieve gesprek tot en met strafproces.

Daarnaast zal de politie in de nog te starten proeftuin» Zorginstellingen» verkennen wat de mogelijkheden zijn om tot een nog betere samenwerking tussen opsporing en hulpverlening te komen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het geven van voorlichting in en door zorginstellingen over het doen van aangifte.

Tenslotte worden momenteel ook alle eerstelijns politiemedewerkers getraind in het herkennen van signalen van mensenhandel zodat slachtoffers sneller worden herkend en kunnen worden doorgeleid naar de gecertificeerde mensenhandel rechercheurs binnen de Afdeling Vreemdelingen Identificatie en Mensenhandel van de politie. Deze rechercheurs zijn specifiek getraind in het horen van mensenhandel slachtoffers. Doordat zij getraind zijn in het op de juiste manier bejegenen van deze slachtoffers kan de drempel voor het doen van aangifte worden verlaagd.

Vraag 3

Wordt bijvoorbeeld de mogelijkheid ergens anders dan op het politiekantoor aangifte te doen van uitbuiting door pooierboys actief bekend gemaakt bij zorginstellingen, scholen etc. zodat eventueel aangifte kan worden gedaan in een beschermde c.q. vertrouwde omgeving? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Zou dat de aangiftebereidheid kunnen vergroten?

Antwoord 3

Slachtoffers kunnen over het algemeen aangifte doen op andere locaties dan het politiebureau. Voor mensenhandel geldt echter dat dit meestal niet mogelijk is omdat de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten2 op aangiften van mensenhandel van toepassing is. Dit betekent dat deze aangiftes veelal zowel auditief als audiovisueel moeten worden geregistreerd. Daarnaast mogen slechts gecertificeerde mensenhandel rechercheurs de aangiftes opnemen. Ook duurt het opnemen van de aangifte van een dergelijk feit langer dan een aangifte van een ander feit. Om die reden vindt de aangifte bij voorkeur plaats in een speciale kamer op het politiebureau.

Voorafgaand aan de aangifte vindt een informatief gesprek met het slachtoffer plaats. Deze informatieve gesprekken vinden vaak plaats op het politiebureau maar kunnen in principe overal plaatsvinden, bijvoorbeeld in een opvanglocatie of thuis. Wel moeten de informatieve gesprekken in overleg met de hulpofficier van justitie auditief worden geregistreerd. De afdelingen Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) beschikken over mobiele opnameapparatuur voor auditieve registratie.

Vraag 4

In hoeverre zijn hiervoor ook voldoende vrouwelijke rechercheurs beschikbaar?

Antwoord 4

Vrouwelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting worden niet standaard gehoord door een vrouwelijke rechercheur. De rechercheurs die slachtoffers van mensenhandel mogen horen, worden hiervoor speciaal getraind. Ook mannelijke rechercheurs kunnen daarom deze slachtoffers horen. Als een slachtoffer vraagt om een vrouwelijke rechercheur dan wordt daar zoveel mogelijk gehoor aan gegeven.

Vraag 5

Wat is de strafmaat die gemiddeld genomen opgelegd wordt jegens daders die minderjarigen aanzetten of dwingen tot prostitutie? Zijn de opgelegde straffen in lijn met de strafmaat die de wetgever hiervoor heeft geïntroduceerd? Zo nee, valt iets te zeggen over de redenen waarom niet de maximale straf wordt opgelegd? Zijn er verzachtende omstandigheden zijdens pooierboys die regelmatig worden gehonoreerd? Zo ja, welke zijn dat?

Antwoord 5

Uit de dadermonitor van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen blijkt dat de gemiddeld opgelegde straf voor mensenhandelzaken in de periode 2011–2015 709 dagen vrijheidsstraf bedroeg. Dit betreft alle vormen van uitbuiting en zowel zaken met minderjarige als meerderjarige slachtoffers. De wet biedt ruimte om gevangenisstraffen op te leggen tussen 1 dag en 15 jaar. De maximumstraf voor mensenhandel met minderjarige slachtoffers ligt op 15 jaar, zonder strafverzwarende omstandigheden. Deze maximumstraf wordt meestal niet opgelegd. Om na te gaan welke verzachtende omstandigheden hierbij een rol spelen, is dossieronderzoek nodig. Verzachtende omstandigheden verschillen namelijk van zaak tot zaak. Ik acht het niet wenselijk om de capaciteit van het OM nu in te zetten op dergelijk onderzoek. Begin volgend jaar verschijnt bovendien de volgende dadermonitor van de Rapporteur. Ik wacht de analyse die hierin is opgenomen af.

Vraag 6

Deelt u de mening dat een loverboy niets liefdevols voor ogen heeft, maar slechts uit is op eigen gewin ten koste van het seksueel exploiteren van minderjarige meisjes? Deelt u de mening dat het woord pooierboy veel meer de misdadige gedragingen van dat soort jongens tot uitdrukking brengt? Verdient het aanbeveling die term in de overheidscommunicatie te hanteren?

Antwoord 6

Ik ben inderdaad van mening dat een loverboy niets liefdevols voor ogen heeft, maar slechts uit is op eigen gewin. Vandaar dat in overheidscommunicatie ook altijd wordt gesproken over mensenhandelaren. Die term heeft mijn voorkeur. Af en toe wordt daarbij ook de term loverboys gebruikt omdat dit bij bepaalde professionals gelijk duidelijk maakt om welke vorm van mensenhandel het gaat. Deze term wordt echter nooit opzichzelfstaand gebruikt, maar alleen in combinatie met de term mensenhandel.


X Noot
1

TK 2017–2018, Kamerstuk 33 552, nr. 48

X Noot
2

Stcrt. 31 oktober 2018, jaargang 2018, nr. 60346

Naar boven