Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de uitspraak in de rechtszaak van Milieudefensie (ingezonden 12 september 2017).

Mededeling van Staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 2 oktober 2017)

Vraag 1

Deelt u de mening dat het beschamend is dat de Nederlandse Staat in drie jaar tijd drie maal terecht is gewezen door de rechtbank aangaande de luchtkwaliteit in Nederland, te weten de zaak inzake de maximumsnelheid op de A131, Urgenda vs. de Staat2 en Milieudefensie vs. de Staat3? Zo nee, waarom niet?

Vraag 2

Welke maatregelen gaat u per wanneer versnellen? Hoe kan de Kamer de effecten van die maatregelen controleren? Kunt u een tijdspad geven met tussendoelen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Erkent u dat er een handhavingsvacuüm bestaat tussen gemeenten, provincies en centrale overheid? Zo ja, garandeert u dat er te allen tijde handhavend wordt opgetreden, zowel lokaal, provinciaal als nationaal, bij overschrijding van luchtkwaliteitsnormen? Zo nee, waaruit blijkt dat de handhaving op dit moment goed functioneert?

Vraag 4

Op welke wijze heeft u naar decentrale overheden gecommuniceerd dat er op dit moment geen enkele maatregel getroffen mag worden die leidt tot verdere grensoverschrijding van de Europese norm?

Vraag 5

Erkent u dat de conclusies van de Gezondheidsraad en de in een artikel in Trouw genoemde longarts4 dat lucht die op of net onder de Europese norm ligt nog altijd zeer ongezond is? Zo nee, op basis van welk wetenschappelijk onderzoek concludeert u dat?

Vraag 6

Bent u bereid voor Nederland strengere luchtkwaliteitsnormen in te stellen dan de huidige Europese? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de voorstellen tegemoet zien? Zo nee, welke belangen verzetten zich ertegen om nationale normen te stellen?

Mededeling

In de afgelopen weken heb ik Kamervragen van het lid Van Raan (PvdD) over de uitspraak in de rechtszaak van Milieudefensie inzake luchtkwaliteit ontvangen. Het betreft de vragen met de nummers 2017Z11884, ingezonden op 12 september 2017, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 92, ingezonden op 14 september 2017 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 91, ingezonden op 19 september 2017.

Tot mijn spijt kunnen deze vragen niet allemaal binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Voor de beantwoording van de vragen is aanvullende informatievergaring en interdepartementale afstemming nodig. Ik zal de beantwoording van deze drie sets vragen uiterlijk over twee weken in één gezamenlijke brief aan uw Kamer toezenden.

Naar boven