Vraag 2–9
Hoe kan het dat deze islamgeleerde wel de gehele Koran uit zijn hoofd kent en drie
maanden geleden nog een heel ander verweer had tegen de beschuldigingen, nu opeens
zegt dat hij dement is?
Hoe, door wie en wanneer is vastgesteld dat deze 74-jarige islamitische verkrachter
van een tienjarig meisje opeens dement is geworden?
Deelt u de mening dat toepassing van artikel 16, eerste lid, Wetboek van Strafvordering,
dat het mogelijk maakt de vervolging van verdachten te schorsen, zeker bij zedenzaken
zoals deze, zeer onwenselijk is voor de slachtoffers in het bijzonder en de samenleving
in het algemeen? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Deelt u de mening dat deze islamitische viezerik en geweldpleger berecht moet worden
en na een hele lange celstraf moet worden gedenaturaliseerd en ons land moet worden
uitgezet?
Bent u op de hoogte van het feit dat deze wandaden zijn gepleegd naar het voorbeeld
van Mohammed, die zelf een kinderverkrachter was en dat er in de Koran 91 opdrachten
staan om het voorbeeld van Mohammed te volgen? Nu u dit wel weet, bent u bereid de
islam te zien voor wat het is, namelijk een barbaarse totalitaire ideologie die keihard
bestreden moet worden?
Begrijpt u wel, anders dan de dwalende rechters en officier van Justitie in deze zaak,
dat dit soort beesten gewoon veroordeeld moeten worden tot een levenslange cel straf?
Kunt u garanderen dat deze islamitische verkrachter in ieder geval levenslang opgesloten
blijft in een inrichting?
Hoe gaat u de meisjes en vrouwen van Nederland beschermen tegen andere mannen die
de opdrachten van de koran serieus nemen?
Antwoord 2–9
Het gaat hier om een individuele zaak die nog onder de rechter is. Het is aan het
Openbaar Ministerie om te besluiten over de vervolging van een verdachte en het bepalen
van de strafeis. Vervolgens is het aan de rechter om te oordelen over schuldigverklaring
en, bij schuldigverklaring, over de op te leggen sanctie. In die onafhankelijke oordeelsvorming
en verantwoordelijkheid van de officier van justitie en de rechter past mij als Minister
geen rol. Ik verwijs verder naar mijn brief aan uw Kamer die gelijktijdig met deze
antwoorden is verzonden.