Vragen van het lid Beckerman en Van Kent (beiden SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat de bouw zich niets aantrekt van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (ingezonden 1 december 2017).

Mededeling van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 27 december 2017).

Vraag 1

Kent u het bericht «Bouw haalt neus op voor Onderzoeksraad» en de bijbehorende analyse van de bouwonderzoeken van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) sinds 2006?1

Vraag 2

Bent u het eens met de stelling dat de versnippering in de bouw en de onduidelijkheid van verantwoordelijkheden een ongewenste broedplaats voor ongelukken is? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 3

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de vier terugkerende aanbevelingen van de OVV, te weten het verbeteren van de coördinatie van werkzaamheden, een heldere verantwoordelijkheidsverdeling, het ontwikkelen van meer veiligheidsbesef en toetsen van risico’s, niet in de la blijven liggen maar daadwerkelijk worden uitgevoerd? Kunt u dit per punt toelichten?

Vraag 4

Waarom is er tot nu toe nooit een verantwoordelijke benoemd die de veiligheid te allen tijde bewaakt? Waarom is het Meldpunt voor (bijna) ongevallen verdwenen? Gaat u zich ervoor inzetten dat deze adviezen worden omgezet in beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 5

Welke aanbevelingen van de OVV zijn sinds 2006 wel omgezet in wet- en regelgeving en welke zijn overgenomen in richtlijnen, convenanten of in individuele processen van bouwbedrijven die hun medewerkers beschermen tegen ongelukken? Kunt u uw antwoord schematisch uitwerken en toelichten?

Mededeling

Hierbij deel ik u mee, dat de aan mij gestelde vragen van de leden Beckerman en Van Kent (beiden SP) en de aanvullende vragen van het lid Van Eijs (D66) over het bericht dat de bouw zich niets aantrekt van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (ingezonden op 1 respectievelijk 4 december 2017) niet binnen de termijn van drie weken kunnen worden beantwoord.

Voor de beantwoording is meer tijd nodig voor interdepartementale afstemming en het verzamelen van gegevens. De beantwoording zal naar verwachting uiterlijk in januari 2018 plaatsvinden.

Naar boven