Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over digitale verkrachting (ingezonden 4 december 2017).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 december 2017).

Vraag 1

Kent u het bericht «Zweed (41) krijgt 10 jaar cel voor verkrachting via Skype»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het onder dwang aanzetten tot seksuele handelingen via internet ook in Nederland strafbaar als zijnde verkrachting? Zo ja, op grond van welk artikel? Zo nee, op grond van welke strafbare feiten zou wel tegen dergelijke praktijken kunnen worden opgetreden? Maakt het daarbij uit of de slachtoffers buiten Nederland worden gemaakt?

Antwoord 2

Het onder dwang aanzetten tot het online verrichten van seksuele handelingen kan in Nederland het strafbare feit aanranding opleveren (artikel 246 Wetboek van Strafrecht (Sr)). Als het slachtoffer een kind is, kan er sprake zijn van strafbare ontucht met een kind beneden de leeftijd van zestien jaren (artikel 247 Sr) of verleiding van een minderjarige tot ontucht (artikel 248a Sr). Als de gedragingen «live» plaatsvinden met een minderjarige voor een webcam en de beelden worden vastgelegd of als de dader een minderjarig slachtoffer opdraagt van de seksuele handelingen foto- of filmopnamen te maken en die toe te sturen, kan overgegaan worden tot vervolging op grond van het misdrijf kinderpornografie (artikel 240b Sr). In een recente Nederlandse zaak met betrekking tot webcammisbruik van tientallen jonge slachtoffers uit diverse landen heeft de rechtbank een maximale gevangenisstraf van tien jaar en acht maanden gevangenisstraf opgelegd wegens (onder andere) (poging tot) aanranding en verleiding van een minderjarige2.

Van verkrachting (artikel 242 Sr) is sprake als iemand een ander dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. In het onderzoek «Herziening van de zedendelicten?» (2015) wordt op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad geconcludeerd dat handelingen die bestaan uit het iemand dwingen tot het seksueel binnendringen bij zichzelf of bij een ander of het iemand dwingen tot het ondergaan van een binnendringen door een ander of door een dier buiten de reikwijdte van het misdrijf verkrachting vallen.3 Strafrechtelijk optreden tegen het onder dwang aanzetten tot seksuele handelingen via internet op grond van het misdrijf verkrachting lijkt gelet hierop niet goed mogelijk.

De Nederlandse strafwet is van toepassing op een ieder die zich in Nederland aan een strafbaar feit schuldig maakt. Een feit wordt onder meer beschouwd in Nederland te zijn begaan indien Nederland de plaats is waar de gedraging plaatsvindt («leer van de gedraging»). Als vanuit Nederland via het internet strafbare feiten worden gepleegd kan, ook in het geval slachtoffers buiten Nederland worden gemaakt, vervolging naar Nederlands recht plaatsvinden.

Vraag 3

Waarin zitten de verschillen tussen het Zweedse en Nederlandse strafrecht als het gaat om strafbaarstelling van het gebruik van internet met betrekking tot seksuele delicten met minderjarigen?

Antwoord 3

Uit het persbericht van de Zweedse rechtbank4 kan worden opgemaakt dat de rechtbank in de Zweedse zaak een substantieel deel van de handelingen waartoe de slachtoffers online zijn aangezet heeft gekwalificeerd als ernstig seksueel misbruik of seksuele dwang. De meest ernstige handelingen, zoals handelingen waarbij slachtoffers werden gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen met honden of andere jongere kinderen, zijn door de rechtbank gekwalificeerd als verkrachting. Het online aanzetten tot dergelijke online handelingen valt, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, op grond van de Nederlandse wetgeving niet onder de reikwijdte van het misdrijf verkrachting, maar onder de reikwijdte van andere misdrijven. Dit laat onverlet dat op dit soort gedragingen ook in de Nederlandse strafwet delictsomschrijvingen zijn toegesneden die wat strafpositie betreft dicht tegen het strafmaximum van het misdrijf verkrachting aan komen. Daaruit kan worden afgeleid dat de Nederlandse strafwetgever over de ernst en strafwaardigheid van deze gedragingen op een vergelijkbare lijn zit als de Zweedse, die op dit misdrijf een maximale gevangenisstraf van tien jaren heeft gesteld.

Vraag 4

Bent u van plan om bij de door u aangekondigde herziening van de zedentitel van het Wetboek van Strafrecht om ook in Nederland «digitale verkrachting» als afzonderlijk misdrijf strafbaar te stellen? Zo ja, aan welke richting denkt u? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Binnen mijn ministerie is een wetsvoorstel tot modernisering van de zedenwetgeving in voorbereiding. Doel is onder meer om digitaal gepleegde zedenmisdrijven een duidelijke plaats te geven in het wettelijke kader. Bij brief van 31 augustus 20175 is aan Uw Kamer meegedeeld dat het deskundigenoverleg over de modernisering van de zedenwetgeving nog gaande is. De reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor verkrachting wordt hierbij betrokken. Uw Kamer zal, zoals eerder toegezegd, van de uitkomsten dit overleg op de hoogte worden gesteld. Na afronding van het deskundigenoverleg kan naar verwachting in de loop 2018 een wetsvoorstel tot modernisering van de zedenwetgeving in consultatie worden gegeven.


X Noot
2

ECLI:NL:RBAMS:2017:1627.

X Noot
3

Herziening van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, mr. dr. K. Lindenberg, mr. dr. drs. A.A. van Dijk, WODC, 2015, p.60 e.v.

X Noot
5

Kamerstuk 29 279, nr. 394.

Naar boven