Vragen van de leden Westerveld en Van Tongeren (beiden GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het rapport van de Kinderombudsman over aandacht voor kinderen en jongeren in aardbevingsgebied (ingezonden 1 november 2017).

Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 29 november 2017)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Kinderombudsman «Vaste grond gezocht. Kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe worden de belangen van kinderen op dit moment meegewogen in de besluitvorming over gaswinning, herstel en bouwwerkzaamheden? Bent u van mening dat dit voldoende is? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

In de besluitvorming over gaswinning uit het Groningenveld, het herstel van schade en het versterken van woningen staat de veiligheid van alle Groningers, groot en klein, centraal. Daarbij is er onder meer speciale aandacht voor scholen, die voorrang krijgen bij de versterking. Met de betreffende gemeenten is een scholenprogramma ontwikkeld. Daarin gaat de versterking en bouw van nieuwe scholen gepaard met verduurzaming en wordt ingespeeld op de gevolgen van krimp, leerlingendaling en het onderwijsaanbod in de regio. Op deze manier wordt de veiligheid van kinderen in het aardbevingsgebied nu en in de toekomst geborgd. Dat laat onverlet dat er aandacht nodig is voor het effect dat deze ontwikkelingen hebben op kinderen en het bespreekbaar maken daarvan, zoals de Kinderombudsman aanbeveelt. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) heeft aangegeven rekening te houden met de aanbevelingen van de Kinderombudsman in de uitvoering van en communicatie over de werkzaamheden.

Vraag 3

Is het mogelijk om onzekerheid bij kinderen weg te nemen door gedwongen verhuizingen zodanig te organiseren dat de kinderen niet van school, sportclubs of voor- en naschoolse opvang hoeven te wisselen? Zo ja, waarom wordt dit nu nog niet voldoende gedaan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Indien blijkt dat een huis in Groningen versterkt moet worden, zodanig dat bewoners er niet in kunnen blijven wonen tijdens de werkzaamheden, worden bewoners (tijdelijk) in een wisselwoning gehuisvest. Dit vindt in overleg met de bewoners plaats. In beginsel wordt gezocht naar een locatie zo dicht mogelijk bij de eigen woning.

Vraag 4

Vanaf wanneer zullen kinderen uitsluitend naar scholen of de voor- en naschoolse opvang gaan in een gebouw dat voldoet aan de veiligheidsnormen voor aardbevingsbestendig bouwen?

Antwoord 4

Middels het scholenprogramma wordt onder regie van de NCG gewerkt aan het aardbevingsbestendig en toekomstbestendig maken van 101 schoolgebouwen in gemeenten die te kampen hebben met de gevolgen van de bodembeweging als gevolg van de gaswinning.2 Bij alle scholen is gecontroleerd of er risico is op vallende objecten (zoals schoorstenen, kasten of ornamenten). Hiervoor zijn reeds maatregelen genomen. Alle betrokkenen hebben zich gecommitteerd aan het streven het scholenprogramma uiterlijk in 2020 af te ronden.

Vraag 5

Bent u bereid om de informatievoorziening richting kinderen over aardbevingen te verbeteren, aangezien uit het rapport van de Kinderombudsman blijkt dat de informatievoorziening onvoldoende is? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Uitgangspunt in de communicatie over aardbevingen is dat er oog is voor alle bewoners: volwassenen en kinderen. Voor de versterking van elke woning wordt met de bewoners een individueel gesprek gevoerd. Die gesprekken worden gevoerd door bewonersbegeleiders die een sociaal-maatschappelijke en/of medische achtergrond hebben en een professioneel netwerk in de betreffende gemeente. Deze mensen zijn erop getraind om signalen op te vangen die erop wijzen dat bewoners, waaronder kinderen, zich niet prettig voelen bij de situatie en maken dit bespreekbaar.

In het algemeen streeft de NCG naar een duidelijke en transparantie informatievoorziening en laat mij weten het advies van de Kinderombudsman zeer ter harte te nemen. De NCG zal zich samen met alle betrokkenen inzetten om waar mogelijk de informatievoorziening aan de bewoners, en in het bijzonder richting kinderen, verder te verbeteren.

Vraag 6 en 7

Herinnert u zich een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid waarin werd aanbevolen om het reduceren van onzekerheid en het transparant maken van onzekerheid te betrekken bij de communicatie naar burgers? In hoeverre en hoe gebeurt dit richting kinderen? Zo nee, waarom is hier niet voor gekozen?3

Klopt het dat het ontwikkelde lespakket over aardbevingen tot op heden niet grootschalig wordt gebruikt? Zo ja, hoe komt dat en hoe bent u van plan het gebruik van dit lespakket breder te stimuleren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6 en 7

De NCG besteedt in zijn communicatie aandacht aan onzekerheden met betrekking tot de aardbevingenproblematiek en is transparant in hetgeen nog niet bekend is. Dat kan bijvoorbeeld gaan over het omgaan met nieuwe informatie die mogelijk effect heeft op de noodzaak tot versterkingsmaatregelen aan woningen.

Het lespakket over aardbevingen is ontwikkeld door de Veiligheidsregio in samenwerking met onder meer de GGD, Rijksuniversiteit Groningen en drie basisscholen. Het lesprogramma gaat over aardbevingen en gaswinning in Groningen en heeft als doel om het gevoel van veiligheid bij kinderen te vergroten. Het is aangeboden aan alle basisscholen in de provincie Groningen. Cijfers over het gebruik van het lespakket zijn niet bekend, maar de bevindingen van de Kinderombudsman laten de toegevoegde waarde ervan zien. De NCG geeft aan het gebruik van dit lespakket op de basisscholen graag breder te stimuleren en zal hier binnen het scholenprogramma extra aandacht aan besteden.

Vraag 8

Kent u het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen waaruit blijkt dat de gezondheid van mensen uit het aardbevingsgebied aanzienlijk slechter is dan elders in Nederland? Is dit ook het geval bij kinderen? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen om dit te verhelpen? Zo nee, waarom niet?4

Antwoord 8

Ik ben bekend met het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. De NCG werkt onder meer naar aanleiding van dit onderzoek samen met betrokken instanties aan een plan van aanpak. Hierbij heeft de doelgroep kinderen en jongeren nadrukkelijk de aandacht.

Vraag 9

Bent u bereid om de aanbeveling in dit rapport tot een breder onderzoek naar kinderen in het aardbevingsbeleid uit te voeren? Zo ja, wat is uw plan van aanpak? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Het rapport van de Kinderombudsman biedt waardevol inzicht in het effect dat de aardbevingen kunnen hebben op kinderen in het gebied. De NCG coördineert onderzoek en kennisontwikkeling over aardbevingen en de leefbaarheid in Groningen en zal mede aan de hand van het rapport van de Kinderombudsman bezien hoe de impact voor kinderen en jongeren hier meer in betrokken kan worden.

Naar boven