Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het artikel «Onderwijs raakt in de knel door complexe regelgeving» (ingezonden 27 oktober 2017).

Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 20 november 2017)

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Onderwijs raakt in de knel door complexe regelgeving»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat de richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor een basisschool met 100 leerlingen en een universiteit met 45.000 studenten hetzelfde zijn? Zo ja, bent u bereid in de regels rekening te gaan houden met de schaalgrootte van instellingen?

Antwoord 2

De Regeling jaarverslaggeving onderwijs en de daarin opgenomen inrichtingsvereisten voor de jaarverslaggeving van onderwijsinstellingen geldt voor alle in de regeling aangeduide onderwijsinstellingen (i.c. het bevoegd gezag dat de instelling in stand houdt), ongeacht de grootte of complexiteit. De verantwoording in de jaarverslaggeving heeft voor verreweg het grootste deel betrekking op de besteding van publieke middelen en is in die hoedanigheid gebaat bij transparantie en eenduidigheid.

In iedere onderwijssector, zowel in het basisonderwijs als in het wetenschappelijk onderwijs, komen kleine en grote instellingen voor. Er zijn bijvoorbeeld ook universiteiten met een beperkt aantal studenten. Als de regels zouden worden aangepast voor schaalgrootte ontstaat op sectorniveau geen goed beeld voor beleid, toezicht door de Inspectie van het Onderwijs en rapportage aan uw Kamer. Bovendien heeft de onderwijsinstelling, op basis van het Burgerlijk Wetboek de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving en de hiervoor genoemde regeling, voldoende vrijheid en ruimte om de omvang en diepgang van het jaarverslag af te stemmen op de omvang en complexiteit van de organisatie.

Vraag 3

Wat is uw reactie op de constatering dat de administratieve lasten bij invoering van de Wet normering topinkomens geraamd zijn op 75 euro per instelling per jaar, maar dat in de praktijk blijkt dat daar gerust twee nullen achter gezet kunnen worden? Vindt u het acceptabel wanneer zoveel geld aan de uitvoering van dit systeem besteed moet worden?

Antwoord 3

Uit de eerste evaluatie van de WNT2 is naar voren gekomen dat de administratieve lasten, die voortvloeien uit de openbaarmakings- en meldplicht van de WNT, gemiddeld € 1.900 per instelling bedragen. Dat zijn forse lasten. Voor kleine semipublieke instellingen, waar de bezoldiging van topfunctionarissen ver onder het toepasselijke maximum ligt, moeten deze als disproportioneel worden gekwalificeerd. Het kabinet vindt dat de administratieve lasten waar mogelijk moeten worden verminderd, zonder dat de doelstelling van de WNT – de normering en openbaarmaking van topinkomens in de (semi)publieke sector – daarbij in het geding komt. Met de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT op 1 juli jl. is daartoe een aantal vereenvoudigingen in de openbaarmakings- en meldplicht geëffectueerd. Ook is in nauw overleg met de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants een nieuw controleprotocol ontwikkeld waarmee met ingang van de accountantscontrole over kalenderjaar 2017 de controlelast voor accountants wordt verminderd.

Vraag 4

Hoe reageert u op de constatering dat de Wet normering topinkomens mede door de stapeling van overgangsregelingen overmatig complex is geworden? Hoe kan van instellingen verwacht worden dat zij dit systeem adequaat toepassen als de helpdesk van de overheid in bepaalde gevallen nauwelijks in staat is passende antwoorden te vinden?

Antwoord 4

Sinds 2014 zijn maatregelen genomen om de uitvoerbaarheid van de WNT te verbeteren. In de uitvoeringspraktijk blijkt dat instellingen die onder de WNT vallen steeds beter op de hoogte zijn van hun verplichtingen en dat het aantal vragen over de wet afneemt. Desondanks blijft de WNT en in het bijzonder het overgangsrecht complex. Op de website www.topinkomens.nl zijn verschillende hulpmiddelen ten aanzien van het overgangsrecht beschikbaar.

Vraag 5

Onderkent u het risico op grensverleggend gedrag wanneer regels worden gemaakt waarop bij schending niet een echte sanctie bestaat? Welke procedure wordt gevolgd wanneer instellingen bij herhaling in de fout gaan?

Antwoord 5

Indien sanctiemogelijkheden zouden ontbreken, kan grensverleggend gedrag inderdaad optreden. Het algemene beeld van de naleving van de WNT in de onderwijssectoren is echter zonder meer positief. De accountant heeft een controlerende taak en meldt een WNT-overtreding, die op het moment van publicatie van de jaarrekening nog niet ongedaan is gemaakt, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tevens doen de WNT-toezichthouders in een aantal gevallen uit eigen beweging of naar aanleiding van een melding onderzoek naar bezoldigingen en ontslagvergoedingen en de verantwoording daarvan in de jaarstukken. Indien zij een overtreding constateren, dan moet de instelling deze ongedaan maken. Als zij dat weigeren, kan de bevoegde Minister een last onder dwangsom opleggen en uiteindelijk het onverschuldigd betaalde bedrag opeisen.


X Noot
1

Zicht, oktober 2017.

X Noot
2

Kamerstuk 34 366, nr. 1

Naar boven