Vragen van de leden Van Nispen en Jasper vanDijk (beiden SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het tekortschietende toezicht op deurwaarders (ingezonden 29 juni 2018).

Antwoord van MinisterDekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 23 augustus 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2831.

Vraag 1

Wat vindt u ervan dat er slechts vier mensen bij het Bureau Financieel Toezicht (BFT) toezicht houden op alle deurwaarders?1 Is dit volgens u voldoende? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 1

Het BFT is als een onafhankelijk toezichthouder verantwoordelijk voor een doelmatige inzet van de beschikbare middelen. Het BFT dient jaarlijks een jaarplan inclusief begroting in, waarover ik, nadat ik de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (hierna: KBvG) en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) heb gehoord, beslis. Voor beantwoording van de vraag of het toezicht door het BFT doelmatig en doeltreffend is, is van belang dat kortgeleden het BFT is geëvalueerd. Ik heb u het rapport recent toegestuurd.2 De evaluatie laat een overwegend positief beeld zien over de wijze waarop het BFT zich heeft ontwikkeld in de evaluatieperiode (2012–2016). Het BFT is aantoonbaar meer risicogericht gaan werken, wat heeft geleid tot meer handhavingsmaatregelen.

Vraag 2

Wat is er ondernomen na de e-mail van het BFT aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid waarin wordt gesproken over «een serieus handhavingstekort»?3

Antwoord 2

Van een handhavingstekort is momenteel geen sprake. Het BFT heeft in zijn jaarplan voor 2018 gesignaleerd dat de huidige capaciteit in de toekomst mogelijk tot een handhavingstekort kan leiden.

In aanloop naar het opstellen van het jaarplan en de begroting 2018 heeft het BFT per e-mail verzocht om een gesprek over het toezicht op de gerechtsdeurwaarders en de benodigde middelen daarvoor. Aanleiding hiervoor was het feit dat sinds de inwerkingtreding van de gewijzigde Gerechtsdeurwaarderswet op 1 juli 2016 het kwaliteits- en integriteitstoezicht een nieuwe taak voor het BFT vormt. De punten die het BFT in de e-mail naar voren heeft gebracht neem ik zeer serieus. Verschillende gesprekken hebben plaatsgevonden. Concreet heeft dit ertoe geleid dat ik heb ingestemd met een tekort op de begroting voor 2018 opdat het BFT uitvoering kan geven aan de voorgestelde toezichtactiviteiten ten aanzien van de gerechtsdeurwaarders. Dit tekort van 335.000 euro is in 2018 grotendeels gedekt uit reserve nieuwe taken (248.000 euro). Het resterende deel wordt aan de KBvG doorberekend.

Vraag 3

Welke gevolgen heeft dit handhavingstekort op het toezicht op de deurwaarders? Herkent u de vijftien misstanden die het BFT in voornoemde e-mail noemt?4

Antwoord 3

Zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 2, is er op dit moment geen sprake van een handhavingstekort. Het BFT noemt in de betreffende mail 15 aspecten waarvoor het BFT extra toezichtcapaciteit nodig heeft. Deze aspecten herken ik. Ik heb met het BFT afgesproken dat het BFT voorafgaand aan de indiening van het jaarplan 2019 met de KBvG in gesprek gaat over de benodigde financiële middelen voor het toezicht op gerechtsdeurwaarders.

Vraag 4

Hoe verklaart u dat het aantal onderzoeken naar deurwaarders met bijna 60 procent is afgenomen, terwijl in diezelfde periode het aantal deurwaarderskantoren dat onder verzwaard toezicht staat verdubbelde? Welke invloed heeft het handhavingstekort bij het BFT hierop?

Antwoord 4

Uit het jaarverslag van het BFT blijkt dat het BFT in 2017 23 onderzoeken heeft uitgevoerd, waarvan 10 onderzoeken naar kwaliteit en integriteit (al dan niet gecombineerd met financieel). In 2016 waren dit 29 onderzoeken. Deze aantallen zijn lager dan enkele jaren geleden. De reden hiervan is dat meer grotere gecombineerde onderzoeken plaatsvinden (financieel en kwaliteit/integriteit) als consequentie van het integrale toezicht en het doorvoeren van risicogericht toezicht. De fluctuatie in de hoeveelheid onderzoeken wordt verklaard door de complexiteit van de uitgevoerde onderzoeken.

De stijging in 2017 van het aantal hoog risicokantoren op het gebied van kwaliteit/integriteit komt met name doordat het BFT in 2017 meer inzicht heeft gekregen in de risico’s op dit terrein en er, met dat inzicht, een meer nauwkeurige screening van de kantoren heeft plaatsgevonden, zo valt te lezen in het jaarverslag. Nu op dit moment geen sprake is van een handhavingstekort, speelt dit hierbij geen rol.

Vraag 5

Bent u net als uw voorganger van mening dat het niet nodig is meer middelen ter beschikking te stellen aan het BFT nadat het aanzienlijke taken erbij kreeg? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid meer middelen ter beschikking te stellen?

Antwoord 5

Zoals hierboven aangegeven heb ik voor 2018 reeds ingestemd met een tekort op de begroting opdat het BFT uitvoering kan geven aan de voorgestelde toezichtsactiviteiten ten aangezien van de gerechtsdeurwaarders. Voorts ga ik op basis van het ingediende jaarplan 2019, dat ik zal doorsturen aan de KNB en de KBvG, in oktober samen met het BFT, de KNB en de KBvG in gesprek over de toezichtactiviteiten die het BFT van plan is volgend jaar te verrichten. Hierbij betrek ik ook de uitkomst van de evaluatie over het BFT, alsmede ontwikkelingen zoals de stijging van het aantal hoog-risico kantoren. Na die gesprekken beslis ik definitief over de hoogte van de bijdrage aan het BFT in 2019.

Vraag 6

Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat het BFT kan voldoen aan de toezichthoudende taak?

Antwoord 6

Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb aangegeven beslis ik na de gesprekken die in oktober zullen plaatsvinden over de hoogte van de bijdrage aan het BFT. Ik zal ook bewaken dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor het BFT om adequaat te kunnen voldoen aan zijn toezichthoudende taak.


X Noot
2

Kenmerk: 2309042, 13 juli 2018.

X Noot
3

«Met het huidige aantal beschikbare mensen en middelen kan het BFT niet instaan dat de minimaal vereiste onderzoeken, kunnen worden gedaan.»

X Noot
4

«BFT zegt nu zelf in een brief aan het ministerie dat er «minder [...] aandacht is geweest» voor dit soort onderwerpen. Er volgt een lijst van vijftien mogelijke misstanden binnen de deurwaarderij, zoals «onnodig kosten maken», «onevenredig druk zetten», «onterechte of niet inzichtelijke kosten», «datawarehousing» [lees: privacy], «te weinig «oog en oor» voor belangen van debiteuren», «kwaliteit van werkzaamheden», «onafhankelijkheid» en zo gaat het maar door.»

Naar boven